zaterdag 17 maart 2012

Tijger


Frits voelde een koude natte straal over zijn rug naar beneden lopen. Zweet. Hij was inmiddels zo opgefokt dat stilzitten onmogelijk was. Met zijn vingers trommelde hij op het tafeltje terwijl hij spiedend om zich heen keek. Van tijd tot tijd haalde hij zijn telefoon uit zijn zak om te zien of ze er al bijna waren.

Ze hadden hem in de gaten, dat was inmiddels overduidelijk. Aan de andere kant van het gangpad zat een man met een gleufhoed strak voor zich uit te staren. Té strak. In de spiegeling van het raam had Frits al lang gezien dat de gleufhoed een microfoontje in zijn oor had. Of een koptelefoontje, of hoe heet zo'n spionnending.

Een stukje verderop in de trein zat een man met een zonnebril. Verdacht – het was immers al donker buiten. De man loerde precies tussen twee stoelen door, recht naar Frits.

Behoedzaam keek Frits achter zich. Een man in een Feyenoord-trainingspak. Hij draaide zijn hoofd weg op het moment dat Frits hem aankeek. Die zat natuurlijk ook in het complot.

Verder geen mensen in de wagon. Frits haalde nogmaals zijn telefoon uit zijn zak. De Schipholtunnel, flitste het door zijn hoofd. Als we de Schipholtunnel maar halen. Zodra de trein in de tunnel zat, zou hij het op een lopen moeten zetten. Hij zat helemaal voorin de trein – tegen de tijd dat hij naar achteren was gerend zouden ze bij het station zijn. Uitstappen, over de rolband omhoog rennen en zich tussen de gewone mensen mengen. Het was een gewaagd plan, maar iets beters kon hij niet bedenken.

Hij tuurde naar buiten en probeerde in te schatten waar de trein zich bevond. Een station flitste voorbij. Hoofddorp? Nu kon het elk moment gaan gebeuren. Hij zette zich schrap.

Plotseling zwaaide de deur aan de achterkant van de wagon open. Twee dikke zigeuners stapten binnen, de een met een gitaar en de ander met een accordeon.

Toen gebeurde alles tegelijk. De zigeuners zetten oorverdovend hard 'Last Christmas' in, in de verte overstemd door een krakerig omroepbericht. De trein reed de tunnel in. De man met de gleufhoed begon in zijn aktentas te rommelen. De Feyenoordsupporter stond op en de man met de zonnebril was ineens nergens meer te zien.

Met de moed der wanhoop sprong Frits van zijn stoel. Hij rende naar de zigeuners toe en probeerde zich langs de dikke buiken te wurmen. Achter zich hoorde hij opgewonden kreten. Ik heb ze verrast, kon hij nog net denken voordat hij een enorme duw kreeg van de zigeuner met de gitaar en op de grond belandde.

'Ik ben een wilde tijgerin!' riep Frits met overslaande stem. Hij probeerde overeind te komen, maar er was iets dat hem tegenhield. Hij hoorde de stof van zijn pak kraken.

Hij keek om. De zigeuners bulderden van het lachen. De een stond met zijn volle gewicht op Frits' prachtige pluchen staart, terwijl de ander een foto nam met zijn telefoon. Frits kon geen kant op.


woensdag 7 maart 2012

Kerk


De pastoor stak zijn handen in de lucht en keek vaderlijk de kerk rond. 'Laat ons bidden, broeders en zusters,' sprak hij. Archimedes spiedde om zich heen. Overal zag hij gelovigen knielen, de ogen dichtdoen en het hoofd buigen om in opperste concentratie mee te dreutelen met de pastoor. Het wekelijkse onverstaanbare vraag en antwoord-onderdeel van de kerkdienst was begonnen. Dit was het moment waarop Archimedes had gewacht.

Een ogenblik keek hij nog besluiteloos naar het beduimelde boekje dat hij in zijn handen had. Een gestencild velletje was het eigenlijk, met op de voorkant een door de koster getekende vredesduif. Veel tekentalent had de koster niet. Het was een bespottelijke vogel, met een dun lichaampje en een hele dikke kop. In zijn snavel had hij een stokje, dat waarschijnlijk voor een palmtak door moest gaan. De duif leek Archimedes minachtend aan te kijken.

'Wie heeft er uberhaupt nog een stencilapparaat? Je koopt tegenwoordig voor een paar tientjes een kleurenprinter. Dit is toch te achterlijk voor woorden!' dacht Archimedes bij zichzelf, maar toen hij zijn buurman hoorde kuchen realiseerde hij zich dat hij hardop had gedacht. Nu kon hij niet meer terug. Hij haalde diep adem, stond op en liep naar het gangpad, waarbij hij een paar verschrikte gelovigen ruw aan de kant duwde. 'Pardon, pardon,' mompelde hij, want ondanks alles was hij toch netjes opgevoed.

Toen hij in het gangpad stond haalde hij de voetbal vanonder zijn jas tevoorschijn. De pastoor was inmiddels opgehouden met dreutelen. Hij staarde Archimedes verbijsterd aan vanaf het altaar. Het was doodstil in de kerk. Archimedes kon zichzelf luidruchtig horen ademhalen.

'Ik wil niet meer!' sprak hij, en zijn stem trilde ineens. Hij stuiterde de bal een paar keer op de stenen kerkvloer, want zo had hij het van tevoren nou eenmaal bedacht. Plok, plok. De echo galmde door de gewelven. De kaarsjes bij het Mariabeeld wapperden in de wind.

'Ik ben Archimedes en ik ben een voetballer!' wist Archimedes nog uit te brengen. Toen begon hij hartverscheurend te huilen. Te huilen, te huilen, te huilen.

Waarom gaan dit soort dingen toch nooit zoals je ze voor je ziet?