donderdag 16 december 2010

Wraak


Voetstappen. Het leek wel of er iemand over de gang liep! André lag doodstil in zijn bed, terwijl hij het plotseling ijskoud kreeg. Hij was net bezig zich om te draaien, maar durfde zich niet meer te verroeren, waardoor hij nu al vele minuten op zijn rechterarm lag. De voetstappen leken stil te houden voor zijn deur, maar hoe goed hij daarna ook luisterde, hij hoorde niets meer. Stond er nu iemand minutenlang voor zijn slaapkamerdeur te wachten?

Het was eigenlijk te zot voor woorden, zei André bij zichzelf. Hier lag hij, een volwassen man van in de veertig, bang als een klein kind op de eerste de beste avond dat hij alleen thuis was. Hoewel hij nog steeds een angstig gevoel had en onwillekeurig heel gespannen bleef luisteren, probeerde hij zich verder om te draaien. Zijn arm was gevoelloos geworden. Hij balde zijn vuist een paar keer om het bloed te laten stromen, terwijl hij zachtjes tegen zichzelf bromde: 'Kleuter!'

Precies op dat moment werd er op zijn deur gebonsd. André verstijfde. Hij begon letterlijk te klappertanden van angst, terwijl hij in paniek naar het lichtknopje grabbelde. Voordat hij het had gevonden zwaaide de deur open en stond er een grote, dikke gestalte in de slaapkamer. De gestalte liep naar het bed en trok met een grote zwaai het dekbed weg.

'Mijn dekbedovertrek!' siste de gestalte, en André herkende onmiddelijk de stem van zijn moeder. Voordat hij kon protesteren had ze ook een schilderij van de muur geslagen. 'Mijn lijst! Mijn glasplaat!', krijste ze. Ze leek volkomen hysterisch. Het beeldje op de nachtkastje moest er ook aan geloven, en nu trok ze ook de klerenkast open. Truien en spencers – inderdaad ooit nog door zijn moeder gebreid – vlogen door de lucht. 'Van mij! Van mij!' gilde ze. Inmiddels had André het lichtknopje gevonden.

Zijn moeder zat onder het zand. Ze leek een beetje versufd door het plotselinge licht, en stond een paar seconden voor zich uit te staren voor ze zich naar haar zoon draaide. Ze had een verwilderde blik in de ogen, en richtte nu voor het eerst het woord rechtstreeks tot André. 'Jij bent ook van mij. Van mij! Van mij! Van mij!'

Pas toen ze met maaiende armen op hem af kwam rennen herinnerde André zich dat zijn moeder al jaren geleden was overleden.

http://www.telegraaf.nl/binnenland/8513504/__Man_eist_eigen_graf_terug__.html?p=3,2

woensdag 8 december 2010

Het kerstengeltje

Het beloofde een eenzame kerst te worden voor Govert. De sneeuw bleef maar vallen – een gegeven dat zijn kinderen dankbaar hadden aangegrepen om dit jaar niet te komen. Ze waren blij toe geweest, dacht Govert mopperend bij zichzelf. Vorig jaar wisten ze ook niet hoe gauw ze moesten wegkomen, en hij had ze geen ongelijk kunnen geven. Het huis was danig verslonsd sinds zijn vrouw was overleden. Zijn schoondochter Anne-Wil, die het eten voor haar rekening zou nemen, had zich luidkeels beklaagd over de staat van de keuken. 'Moet ik een kerstmaal koken in deze zwijnenstal?' had ze op huilerige toon tegen zijn zoon geroepen toen ze dacht dat Govert niet in de buurt was.

Ach, die treurige, ongemakkelijke kerstmaaltijden met de familie – het was eigenlijk een bespottelijk cliché. Govert wilde er niet eens meer over nadenken. Dit jaar zou hij kerst in zijn eentje vieren, en dat was helemaal niet erg. Het helemaal niet vieren vond hij ook een cliché – voor zielige, eenzame mannen. Dus had hij bij de Albert Heijn een hertenbiefstukje gekocht, en dat ging hij vanavond klaarmaken. Hij zou wel eens laten zien wat hij voor lekkers kon koken in zijn zwijnenstal. Een feestje zou het worden, helemaal voor hem alleen.

Het werd donker, en de wind gierde om het huis. Goverts antieke gaskachel had het moeilijk, maar het bleef behaaglijk warm in het Westlandse huisje. Toen hij zijn neus tegen de vitrage drukte zag hij dat er inmiddels wel een halve meter sneeuw in zijn tuin lag. Bepaald Dickens-achtig, mompelde hij bij zichzelf. Ineens moest hij aan zijn compagnon denken, die potverdorie ook nog eens Jacob heette en al jaren terug was overleden. Maar Jacob was geen uitzuiger geweest, en Govert ook niet. Ze hadden altijd naar eer en geweten rozen gekweekt en nog nooit iemand opgelicht.

Toch werd Govert een beetje bleek om de neus toen er, terwijl hij in gedachten verzonken bij het raam stond, plotseling werd aangebeld.

Hij slofte naar de voordeur. De verwarming stond alleen in de woonkamer aan; op de gang was het ijskoud en omdat het peertje een tijdje terug was gesprongen ook nog eens aardedonker, en daarom duurde het even voordat hij het slot van de voordeur had opengefrommeld. Toen de deur eindelijk openzwaaide zag hij tot zijn opluchting dat niet zijn overleden compagnon op de stoep stond, maar een klein, schattig jongetje. Over zijn kleren had hij een soort luiertje aan, en op zijn rug prijkten twee vleugeltjes. Het was duidelijk dat gepoogd was hem er uit te laten zien als een engeltje.

'Rozen kopen, meneer? Echte kerstrozen!' riep het jongetje hem toe, nog voordat Govert goed en wel van de verrassing bekomen was. Terwijl hij zijn portemonnee uit zijn zak haalde moest Govert ineens aan vroeger denken. Bloemen verkopen, dat had hij als kind zelf ook nog gedaan. Gelukkig hoefde hij nooit verkleed als engeltje – hij schaamde zich altijd al genoeg om aan de deuren te moeten leuren.

'Hou het wisselgeld maar,' wilde hij vriendelijk zeggen toen hij eindelijk een tientje had opgediept, maar het jongetje was plotseling verdwenen. Op de stoep lag enkel nog een bosje kerstrozen. Ze roken een beetje weeïg.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2690/Opmerkelijk/article/detail/1067203/2010/12/01/Wiet-Nee-kerstrozen.dhtml

dinsdag 30 november 2010

Regen


De regen donderde naar beneden. Jaap van Flobbelen keek gedeprimeerd naar buiten door het raam van zijn houten keet. Zijn pas omgespitte volkstuintje veranderde langzaam in een modderpoel. Dat werd niks meer met de begonia's dit jaar.

De radio die in de hoek van de keet stond was nauwelijks meer te horen, zo hard kletterde het water op het zinken dak. Van tijd tot tijd stoorde de ontvangst, dan klonk er kortstondig een luide ruis.

Jaap schroefde de thermosfles open en schonk zichzelf koffie in. Op de houten tafel stond een pot Completa koffiemelkpoeder, maar er was geen lepel. Toen Jaap probeerde om rechtstreeks vanuit de pot in zijn mok te gieten schoot hij uit, waardoor zijn bakkie bedolven werd onder een lading poeder. Door driftig te roeren met een balpen die ook op tafel bleek te liggen probeerde hij er nog het beste van te maken. Even later dronk hij lauwe koffie, waarin grote brokken onopgeloste Completa dreven. Zonde om weg te gooien, maar lekker was anders.

De regen leek te verergeren. Jaap zag nu bijna niets meer als hij naar buiten keek. Door een muur van grijs water kon hij nog net zijn kruiwagen zien staan, die steeds dieper wegzakte in de blubber. Zelfs naar huis gaan was nu eigenlijk geen optie meer. Het was een heel eind lopen naar de parkeerplaats waar hij zijn fiets had gestald, en het opvouwbare parapluutje dat hij 's ochtends bij zich had gestoken was ongetwijfeld niet bestand tegen dit regengeweld.

Jaap zakte onderuit in zijn plastic stoel en legde voorzichtig zijn voeten op tafel. Zijn keet was een vies hol dat nooit werd schoongemaakt; een stel modderpoten op tafel maakte niet meer uit. Terwijl hij zachtjes een deuntje floot keek hij om zich heen, bedenkend hoe hij de tijd sneller kon laten gaan. Jaap was geen man die zich graag verveelde.

Opeens viel zijn blik op de draagbalken die over het plafond liepen. Zag hij het nou verkeerd of trokken ze een beetje krom? Dat zou best kunnen met al dat water op het dak. Een regenpijp was er niet. Stond al een tijdje op het verlanglijstje, maar nog niet van gekomen. Hoe langer hij naar de balk keek, hoe krommer hij leek te staan.

Met een ruk stond Jaap op en liep naar de deur. Er moest iets gebeuren aan de afwatering, anders stortte de hele boel hier in elkaar - ineens wist hij het zeker.

Op het moment dat hij het metalen hordeurtje vastpakte gebeurde het. Boemknal Bengboem. Daar zakte het huisje in elkaar, en Jaap lag er gewoon onder hoor, niks geen happy end. Hartstikke verpletterd was hij. Bedolven onder houten balken, een zinken dak en een boel regen.

http://www.ad.nl/ad/nl/1008/Planet-Watch/article/detail/546342/2010/11/30/Dubbel-zoveel-doden-door-extreem-weer-in-2010.dhtml

dinsdag 16 november 2010

Appeltaart


Nacht. Het was doodstil, op het geluid van de tikkende klok na. Soms bewoog er een streep licht over de muur als er in de verte een auto voorbij reed. Verder was het donker. Pip Hollema stond roerloos in de woonkamer, slechts gekleed in een overmatige witte onderbroek. Hoe lang stond hij hier al? Hij was het besef van tijd een beetje kwijt.

Als hij 's nachts onverhoeds wakker werd bevond hij zich altijd in een onwerkelijke, verwarde staat. Laatst kwam hij bij zijn positieven terwijl hij op zijn knieën in bed zat met zijn kussen in zijn handen. In zijn herinnering was hij al zeker een uur koortsachtig bezig om dat kussen door de spijlen van het ledikant te duwen. Een andere keer had hij om drie uur 's nachts het oude telefoonnummer van zijn moeder gebeld. Hij werd pas goed wakker toen de slaperige stem van de nieuwe bewoner hem uit aan het schelden was.

Was het slaapwandelen? Echt wakker was hij op zulke momenten niet, maar echt slapen deed hij ook niet. En hij kon zich, als hij eenmaal echt wakker was, altijd haarfijn herinneren wat hij had gedaan en waarom. Het kussen was een stuk brood geweest dat hij door de tralies aan een hongerige gevangene had proberen te geven. Zijn moeder had hem gevraagd te laten weten of de macaroni lekker was geweest. Het was een vreemde, vreemde werkelijkheid waarin Pip 's nachts verkeerde.

Nu stond hij dus in de woonkamer. Hij voelde aan zijn armen. IJskoud. Waarschijnlijk was hij al zeker een half uur uit bed. Terwijl hij driftig over zijn armen wreef probeerde hij zich te herinneren wat de reden was dat hij hier in de woonkamer stond.

Hij had iets geroken. Ineens wist hij het weer. Hij was uit bed gekropen omdat de appeltaart aan het aanbranden was. Hij lachte bij de gedachte. Wat gebeurden er 's nachts een wonderlijke dingen in zijn hoofd - al zijn zintuigen werden blijkbaar ingeschakeld! Hij liep terug naar de gang. In de spiegel zag hij het silhouet van zijn gehate, kolossale lichaam opdoemen. Gelukkig was het licht uit.

Hij wilde de trap opgaan, maar plotseling hield hij stil. Rook hij nu weer iets? Hij stak zijn neus een beetje omhoog en snoof langzaam in. Appeltaart.

In de keuken bleek het licht nog aan te staan. Op het moment dat hij binnenkwam klonk het piepje van de oven. Had hij nu potdorie zonder het te weten in zijn slaap een appeltaart staan bakken? Een licht verontrust gevoel maakte zich meester van Pip, terwijl hij met beide handen de stukken taart in zijn mond propte.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2690/Opmerkelijk/article/detail/1052983/2010/11/16/Dikkerds-ruiken-eten-extra-goed.dhtml

dinsdag 9 november 2010

Bloed


Hoewel de ramen waren dichtgeplakt met oude kranten, trok er van tijd tot tijd een koude windvlaag door het laboratorium. Buiten lag de sneeuw wel twee meter hoog – om de paar dagen stuurde professor Bhatia een van zijn assistenten naar de bovenverdieping die vervolgens, gewapend met een grote schep, uit het raam moest springen en de weg naar de voordeur vrij moest maken. Twee keer per week landde er een helikopter om voedsel te brengen, en dan moest de voordeur open. Verder waagde niemand zich ooit buiten. Het was veel te koud, en bovendien werd iedereen volledig in beslag genomen door het onderzoek. Dit was het levenswerk van professor Bhatia, en hij was er zo door bezeten dat iedereen die met hem samenwerkte dag en nacht door bleef gaan.

'Resultaten! Ik wil resultaten zien!' grauwde de baas van tijd tot tijd vanaf zijn werkkamer, en dan renden alle wetenschappers door de gangen met reageerbuizen en uitdraaien en rapporten. In een rijtje moesten ze voor het reusachtige bureau gaan staan, om een voor een te vertellen over de laatste vorderingen. Zelden was de legendarische hoofdonderzoeker tevreden, en niet zelden vlogen de meubelstukken door de kamer. Voor zo'n klein mannetje was Bhatia nog aardig sterk. Je zou het niet zeggen als je hem zag, maar vroeger, voor hij naar Canada was gekomen, had hij in een of ander louche Indiaas legeronderdeel gewerkt - dat verraadden de foto's aan de wand tenminste. De geruchten gingen dat hij zichzelf in die tijd geïnjecteerd had met vreemde stoffen, waardoor hij nog steeds beresterk was.

Op deze bewuste dag was de sfeer extra gespannen. 'Vandaag is het uur U,' zo had Bhatia 's ochtends door het gebouw gebruld. 'Vandaag gaat de kroon op het werk!' Bij hoge uitzondering was hij zelfs persoonlijk naar het laboratorium gekomen, dat speciaal voor de gelegenheid was opgeruimd. Er waren stoeltjes neergezet in een kring, waarop de onderzoekers gingen zitten. Bhatia stond in het midden, een grote schijnwerper op zich gericht.

'Proefpersoon!' gilde hij. Omdat zijn Engels nog niet zo best was, was altijd nogal kort van stof, wat de luid geschreeuwde aanwijzingen een nogal hysterisch, angstaanjagend karakter gaven.

Daar was de proefpersoon al. Een angstig eskimootje, dat Bhatia maanden geleden speciaal voor dit doel had meegebracht. Het eskimootje zat al die tijd gevangen in een kooi in de hoek. Er was een speciale assistent om hem te voederen, maar ondanks alle goede zorgen krijste het eskimootje als een speenvarkentje terwijl hij uit zijn kooi gehaald werd. Zou het eskimootje weten welk lot hem boven het hoofd hing? Je zou het bijna denken.

'Handschoenen!'

Bhatia schreeuwde nog harder dan gewoonlijk, en het was hem duidelijk aan te zien dat de zenuwen hem bijna te machtig werden. Dikke druppels zweet parelden op zijn voorhoofd. Een setje plastic handschoenen werd de wetenschapper aangereikt, en hij trok ze langzaam aan. Iedereen was stil, zelfs het eskimootje, waardoor het geknars van het plastic extra luid en naargeestig klonk.

'Bips!'

Het eskimootje werd omgedraaid, en onder de nodige ohhhhhhs en ahhhhhs van de omstanders werd zijn achterwerk door Bhatia ingesmeerd met de substantie die de onderzoekers de afgelopen maanden hadden ontwikkeld. En toen gebeurde het... Aaaargh!!!

(de afloop van dit verhaal kunt u lezen via onderstaande link. opgepast! niet voor mensen met een zwakke maag)

http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Wetenschap/280684/Wetenschappers-veranderen-huidcellen-in-bloed.htm

maandag 1 november 2010

Storm op zee


De golven waren inmiddels zo hoog als een huis. In de voorgaande uren werd het schip al in een stevig tempo door elkaar geschud, wat erg genoeg was, zeker voor de mensen die aan zeeziekte leden en met lijkbleke gezichten over de reling stonden over te geven. Maar nu de storm echt was opgestoken vloog het schip eerst secondenlang recht omhoog om vervolgens een angstwekkend lange vrije val te maken. Hoogst ongemakkelijk, en ook behoorlijk angstaanjagend.

Vanaf de gang hoorde ik geschreeuw en gebonk, en toen ik de deur opendeed, waarbij ik mezelf stevig moest vasthouden aan speciaal voor dat doel opgehangen handgrepen, zag ik enkele ongelukkigen al krijsend en kotsend door de gang rollen. Een kale man, wiens overhemd zo ver was opgekropen dat zijn dikke buik in volle glorie te zien was, rolde net langs op het moment dat ik de deur opendeed. Hij probeerde zich wanhopig vast te klampen aan de deurpost, waarop ik snel de deur dichtsmeet, mezelf gelukkig prijzend met mijn sterke maag.

Het natuurgeweld ging me overigens niet helemaal in de koude kleren zitten. Terwijl ik me een weg terug naar de tafel probeerde te banen, vloog het schip zo hard naar beneden dat ik mezelf niet langer kon vasthouden en een pijnlijke val maakte tegen de klerenkast. Met veel moeite lukte het uiteindelijk toch om de tafel te bereiken, en met een zucht van verlichting ging ik op mijn stoel zitten. Alle meubels waren klaarblijkelijk vastgeschroefd aan de vloer, anders had het nog wel eens slecht met me kunnen aflopen.

Het schip maakte rare geluiden, viel me ineens op. Een ijzingwekkend gepiep en gekraak bij elke golf. Bij een schipbreuk dacht ik altijd aan onbekende wateren, ver van huis. Vergingen er eigenlijk wel eens schepen in het Kanaal? Een lullige plek voor een schipbreuk, leek me, maar naarmate de golven hoger en het gepiep en gekraak harder werden sloeg de schrik me om het hart.

De zeezieke mensen waren inmiddels bij de reling verdwenen, zag ik door het raampje van mijn hut. Waar zouden ze gebleven zijn? Ik drukte mijn neus tegen het ronde glas, maar er waren enkel golven te zien. Of zag ik daar iemand in zee dobberen? Dat moest verbeelding zijn. Overigens, en met deze gedachte klaarde mijn humeur al weer wat op, als je even doorzwemt ben je zo weer aan land.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2698/Sport/article/detail/1043940/2010/11/01/Er-zwemmen-te-veel-mensen-het-Kanaal-over-vindt-de-scheepvaart.dhtml

zondag 24 oktober 2010

Trots en Voorodeel


'Zulle we danse?'

'Zeggie? Ken je niet hore, want die clavecimbel kneitert in me ore!'

Darcy pulkte onhandig in zijn neus en keek schichtig om zich heen. Om hem heen dansten de paartjes rondjes in keurige driekwartsmaten, begeleid door een ernstig kijkende clavecimbelspeler. Het was een oude clavecimbel, en bij elke noot piepte en kraakte er iets mee. Naast de clavecimbel stond een jongetje met een bepoederd pruikje op zijn hoofd die de bladzijden omsloeg. Hij keek nauwlettend in de richting van Darcy. Zou hij doorhebben wat voor modderfiguur Darcy hier aan het slaan was?

'Ovvie wil danse. Maar ik krijg de zenuwe van dat rotjochie daar, dus ik pleur vast op me smoel. Als ik de zenuwe heb struikel ik altijd. Maar toch wil ik het hoor. Met je danse bedoel ik.'

Elizabeth keek naar het zwetende mannetje dat voor haar stond. Al haar vriendinnen waren al aan het zwieren met knappe edelmannen, en zij stond hier maar. Over de schouder van Darcy keek ze de kamer rond. Waren er dan echt geen betere kandidaten? Ze zuchtte.

'Nou vooruit. Maar niet me kont knijpe! Alzie in me kont knijpt krijgie een lel!'

Darcy bloosde. Hoe wist ze dat hij net op dat moment aan haar kont dacht? Of zouden haar vriendinnen hebben verteld over zijn obsessie voor konten?

'Zo ben ik niet juh. Danse wil ik, niet konteknijpe!'

Met die woorden pakte hij haar beet en trok haar de dansvloer op. Klamme, zweterige handen, dacht Elizabeth vol afschuw. Dit was een grote vergissing. Maar als ze nu terug zou krabbelen zou iedereen het zien. Dat kereltje naast de clavecimbel stond al te grijnzen, die had vast door wat er aan de hand was. In een andere hoek van de kamer lachte haar vader haar toe, die had het ook al gezien. Ze moest dansen met Darcy, er was geen ontkomen meer aan. Hu, wat stonk hij. Oud zweet vermengd met pruimtabak. En hij had vlekken op zijn boordje. Ze hoopte maar dat haar vriendinnen dat niet zouden zien.

'Niet op me tene stampe!', snauwde ze al tijdens de eerste maat.

'Sorry dame. Me ene voet is groter dan de andere.'

Er gingen duizenden gedachten door Darcy's hoofd. Hij sloot zijn ogen en stelde zich voor hoe het er van een afstandje uitzag: hij, Darcy, dansend met haar, Elizabeth. Voorzichtig, niet te veel misstappen maken. Als hij nu ook nog wat poetische zinnen kon produceren was het kat in het bakkie. Hij haalde diep adem.

'Trouwe?'

http://www.parool.nl/parool/nl/287/OPMERKELIJK/article/detail/1037774/2010/10/24/Werken-van-Jane-Austen-zwaar-bewerkt.dhtml

maandag 18 oktober 2010

Het geheim van de Zingende Banketstaaf


Van tijd tot tijd kom ik er eentje tegen: een Zingende Banketstaaf. Dit is vast heel herkenbaar voor alle lezers: je maakt de verpakking van zo'n lekkere Hema banketstaaf open, en daar begint me die banketstaaf ineens een portie oorverdovend te zingen! Laatst had ik er eentje die een aria van Verdi ten gehore bracht, helemaal uit het hoofd, of hoe dat ook heet bij een banketstaaf. Ik heb ook wel eens een proleterige banketstaaf gehoord die een nummer van de Toppers door de kamer galmde, dat was minder. Sta je daar, met je Sinterklaaskleren aan, een schare ademloze kinderen aan je voeten, Zwarte Piet die aanstalten maakt om te strooien, begint die banketstaaf ineens Maak Me Gek te zingen. Ik neem aan dat jullie dat allemaal wel eens hebben meegemaakt, lieve lezers. En dan terug naar de Hema, met een halve banketstaaf in de tas, die stug door blijft blèren. Iedereen op straat wijst je na. De klantenservice die weigert je geld terug te geven, want de banketstaaf is tenslotte al aangebroken. Schreeuwen, vechten, de politie erbij. Nacht in de cel, samen met die achterlijke banketstaaf die maar door blijft zingen. Ik kan in zo'n geval wel door de grond zakken, jullie ook zeker!

Ik heb er iets op gevonden, en dat ga ik hier gratis met jullie delen. Een handige tip nu de r weer in de maand is. Ik schud voortaan, als ik op het punt sta een banketstaaf te kopen, de doos een paar keer heen en weer en leg mijn oor te luisteren. Zolang de doos dicht is, zal een banketstaaf niet snel gaan zingen, maar als je flink schudt en goed luistert kun je 'm wel horen neuriën. Bij het minste of geringste geluid: gauw terugleggen en een andere nemen!

http://www.tussenmaasenwaal.nl/page/Inter-nationaal/Opmerkelijk/Sinterklaas-wil-vroege-verkoop.602252.news

dinsdag 12 oktober 2010

Grote Grazers


De Congolese overheid maakt biodiversiteit en natuurbeheer een speerpunt van haar beleid; iets waar de Congolese ontwikkelingsorganisaties gretig op inspringen. Eén van de succesvolste projecten is momenteel het reddingsplan voor de Grote Grazers in het natuurgebied De Oostvaardersplassen in het afgelegen ‘Flevoland’. Een Congolese waarnemer die het straatarme gebied vorig jaar vanuit een vliegtuig verkende, sprak naderhand van een 'dieronterende situatie', waarin de Grote Grazers 'sterven als strontvliegen'.

Schokkender was nog dat de lokale bevolking zich totaal niet voor deze prachtige, bijzondere dieren leek te interesseren. Vroeger was dat wel anders. De verwoestende, maatschappijontwrichtende effecten van drank en drugs kunnen, zo beschrijft de organisatie in een vuistdik rapport, niet genoeg benadrukt worden in de teloorgang van de authentieke Nederlandse cultuur, waarin men, zoals in veel Europese samenlevingen, juist in bijzondere harmonie met de dierenwereld leefde. Grote Grazers stonden centraal in allerlei bijzondere rituelen, die nu enkel nog in treurige toeristendorpen worden opgevoerd door gedeprimeerde nep-kaasboeren, die zonder uitzondering met overgewicht kampen, veroorzaakt door een overmatige consumptie van kippenpoten.

Om geld te krijgen van de Congolese overheid moet het Grote Grazer-project duurzaam zijn, wat betrokkenheid van de lokale bevolking vereist. Capaciteitsopbouw onder de lokale bevolking en het op gang brengen van een bewustwordingsproces zijn dan ook de hoofddoelen van het Congolese miljoenenproject. Na een pilotstudie in de nabijgelegen steden Maastricht en IJmuiden werden vier Flevolandse dorpen geselecteerd voor deelname aan het project. Besloten wordt om vooral met vrouwen te werken, aangezien aangetoond is dat vrouwen zich meer bekommeren om hun leefomgeving dan mannen. De meeste Nederlandse mannen, zo beschrijft het rapport, houden zich louter bezig met het rondrijden op opgevoerde scooters en het spelen van gewelddadige computerspelletjes (in een ander succesvol project van dezelfde stichting worden overigens verantwoorde Congolese computerspellen gedistribueerd bij pakken Liga-koekjes, een lokale delicatesse).

Aanvankelijk was het de bedoeling dat de vrouwen in groepjes (aangevoerd door een lokale facilitator) de dieren maandelijks monitoren en eventueel bijvoederen. De vrouwen werkten echter niet zomaar mee, zo klaagden de Congolese managers ter plaatse. In de beginfase van het project liepen er regelmatig groepen vrouwen weg, en het dierenvoeder, bestaande uit verse biefstuk, doperwtjes en champagne, werd op grote schaal gestolen.

Om de vrouwen tegemoet te komen stelden de Congolese managers daarom in overleg met hen lijsten op van ontwikkelingsdoelen waar de vrouwen zelf mee kwamen. Met stip op nummer 1 stond de integratie van etnische minderheden. De managers boden vervolgens aan om specifiek etnische minderheden in het monitoringsproject te betrekken. Met een speciaal vervoerssysteem worden etnische minderheden nu vanuit de sloppenwijken naar de Oostvaardersplassen gereden, waar ze de Grote Grazers kunnen voederen. Een prachtig nieuw hoofdstuk in de ontwikkelingshulp vanuit de Congo.

De Nederlandse Overheid vormt echter nog immer een obstakel. Hoewel het overduidelijk is dat ze het probleem niet zelf kunnen aanpakken, hebben ze er alles aan gedaan om dit toch zo nobele project tegen te dwarsbomen. Corruptie en nepotisme vieren hoogtij in de Nederlandse ambtenarij, zo leert ook een recente studie van de Universiteit van Kinshasa. Ondanks deze tegenwerking kan de Congolese organisatie rapporteren dat ze een grote bijdrage zal leveren aan het behoud van biodiversiteit in de Nederlandse polder in een participatief bewustwordingsproces waarin de capaciteitsopbouw van etnische minderheden specifieke aandacht geniet. Dit draagt bij aan Milleniumdoel nummer 7 (duurzame ontwikkeling en biodiversiteit). Er is nog een lange weg te gaan, maar ooit gaat het goed komen in Nederland.

http://nos.nl/artikel/178886-grazers-oostvaardersplassen-geteld.html
(mede geschreven door Annemarie)

maandag 11 oktober 2010

Functioneel Vloeken


Paulus wandelde fluitend door het bos, terwijl hij zijn kruiwagentje voor zich uit duwde. Wat een heerlijke berg eikeltjes en beukenootjes had hij verzameld! Pompiedom, tralala. Het zonnetje scheen en wierp een prachtig licht over het bospaadje waarop Paulus liep. De vogeltjes kwierelierden een vrolijk concert. De takken van de bomen ruisten zachtjes in het milde windje. En wie kwam daar aan? Het was Reintje de Vos, de beste vriend van Paulus! Wat een geluksdag. Reintje had een hengel over zijn schouders, die ging zeker vissen.

'Lekker weertje, Reintje. Ga je vissen?' vroeg Paulus.

'Ja,' zei Reintje.

Prachtig, prachtig, hoe twee oude vrienden aan een half woord genoeg hebben. Paulus keek Reintje vertederd na terwijl de vos verdween in het struikgewas. Wat een bovenste beste jongen was me dat, bromde Paulus in zijn baard. Pompiedom, tralala. En verder liep hij, met zijn piepende kruiwagentje. Het was nog een aardig eindje lopen naar het paddenstoelenhuisje waar hij woonde, samen met zijn kaboutervrouwtje en zeven blonde kabouterzonen. Wat zouden ze blij zijn als ze die kruiwagen vol lekkers zouden zien... In een kringetje zouden ze om hem heen dansen, en ze zouden hun kleine rode puntmutsjes in de lucht gooien van vreugde. Paulus ging wat sneller lopen bij deze heerlijke gedachten.

Maar ach, had hij maar wat rustiger aan gedaan! Had hij maar wat beter naar de grond gekeken! Dat is de les van dit verhaal, lieve kinderen. Want Paulus liep zó hard, dat hij helemaal niet lette op de boomwortel die een eindje uit de grond stak. Boem, daar viel hij op zijn kabouterneusje! Wat een pijn! Ja, ja, dat komt ervan. Haastige spoed is zelden goed. Nu lag hij daar, en zijn kruiwagentje was ook nog eens omgevallen. De eikeltjes en beukennootjes rolden alle kanten op.

'Godverdegodverdegodverdegodverdomme nog an toe!' brulde Paulus.

http://www.nd.nl/artikelen/2010/oktober/11/vloeken-in-bekroonde-kinderboeken

maandag 4 oktober 2010

Honden

(1)
Aan een zijstraat van de Langegracht in Leiden zit een hele fijne kringloopwinkel. Er werkt een oud mannetje met vies grijs sliertjeshaar, die de hele dag oude platen draait op een Erres-draaitafel uit 1973. Hij verkoopt alleen maar troep. Tafels met drie poten, verweesde kinderschoenen, gescheurde badmutsen, kleurboeken die al ingekleurd zijn, cowboyboeken met ezelsoren. Als je een laatje van een kast opentrekt vind je regelmatig dingen die je eigenlijk niet had mogen vinden. Een gigantische oma-slip bijvoorbeeld, of een familieportret waaruit een paar gezichten zijn geknipt. Recht uit de erfenis van een gehate oudtante, zo lijkt het. Laatst vond ik, verstopt tussen twee platen van Bolland & Bolland, een multomap vol dichtbeschreven vellen papier. De auteur ervan leefde, als ik de summiere aanwijzingen in zijn oersaaie verhaal goed interpreteer, aan het begin van de jaren 80 in Leiderdorp, waar hij de kost verdiende als leraar op een middelbare school. In de multomap beschreef hij tot in de kleinste details zijn lessen, waarbij hij zijn leerlingen consequent aanduidde met de term 'honden'.

(2)
Ik liep laatst door de Ikea, niet omdat ik een kast van het type 'Billy' nodig had, of omdat ik trek had in Zweedse gehaktballetjes, maar omdat ik me een beetje eenzaam voelde. Bij Ikea zijn altijd lekker veel mensen. Ze zitten op bankstellen, rennen rond met lampenkappen, meten keukenkastjes op. Ik mag er hele dagen zitten, gewoon om maar gezellig onder de mensen te zijn. Er gebeuren de wonderlijkste dingen daar in de Ikea. Deze keer had iemand stiekem een hondje mee naar binnen genomen. Dat is strikt verboden, want het zou me een rare boel worden in de Ikea als iedereen zijn hond zomaar mee ging nemen. Maar dit was een heel klein hondje, vandaar dat de eigenaresse waarschijnlijk dacht dat het wel kon. De hond zat in haar jas, en stak zijn kleine ondeugende guitige kopje tussen twee knoopsgaten naar buiten. Ineens begon hij hartverscheurend te kotsen. Hij maakte er heel menselijke geluiden bij, je kon die hond als het ware horen kokhalzen. Omstanders begonnen verschrikt te roepen en een paar mensen renden van pure angst weg. De vrouw reageerde kalm; blijkbaar had ze dit vaker meegemaakt. Ze legde een hand over het kotsende hondje en riep rustig de WC in. Even later kwam ze weer naar buiten met een natte jas, die ze blijkbaar had afgespoeld. Ze rook nog een beetje zurig, maar de hond was nergens te bekennen. Ik vraag me nog steeds af of hij onder haar jas zat verstopt of dat hij door de WC was gespoeld, of in de maandverbandbak was gegooid. Dat zou net goed geweest zijn voor zo'n vies rothondje.

(3)
Veel mensen waren al naar huis, maar ik was blijven hangen. Ik had een aangenaam plekje op de hoek van de bank veroverd, en op de een of andere manier kon het me niet meer zoveel schelen dat het bier lauw was en dat ik heel hard moest schreeuwen om boven de muziek uit te komen. Tegenover me, aan de andere kant van de kamer, zat een heel lange, dunne vrouw, die de hele avond niets zei. Ze keek met pinnige ogen in het rond, en dronk louter cola. Soms probeerde er iemand een praatje met haar aan te knopen – naarmate het alcoholgebruik van de aanwezigen vorderde werden de openingszinnen steeds gewaagder – maar aangezien ze zelf zo nuchter als een pasgeboren kalf bleef, reageerde ze elke keer even chagrijnig. Waarom ze al die tijd bleef zitten was me een raadsel. Tegen drieën stond ze plotseling op. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat ze mijn kant op kwam. Ik probeerde krampachtig door te praten met degene die naast me zat, want ik kreeg de koude rillingen van dat boze lange mens. Maar toen ze recht voor me ging staan kon ik haar niet langer negeren. Ze keek me woedend aan. 'Jij bent een hondenhater. Ik zie het wel! Hondenhater.' Met die woorden keerde ze haar colaglas boven mijn hoofd om en verliet het pand, mij in ontreddering achter latend.

(4)
http://www.bndestem.nl/regio/oosterhout/7392864/Hond-en-baasje-deze-winter-in-grijs.ece

donderdag 30 september 2010

Sytze Hipma, de hengelkampioen


Als Sytze Hipma met zijn hengel door de straten van Bolsward liep, werd hij binnen de kortste keren gevolgd door een hele menigte. Kinderen renden voor hem uit, met kletterendje klompjes. 'Sytze Hipma gaat uit vissen, Sytze Hipma gaat uit vissen!', riepen ze. De luiken van de huizen gingen piepend open, en de argwanende blikken van de benepen huisvrouwen maakten plaats voor opgewonden gejoel. Sommigen wierpen stukjes brood naar buiten, voor aan het haakje – men zei dat het geluk bracht als Sytze Hipma een vis ving met jouw stukje brood. Voorbijgangers wierpen hun petten in de lucht en klommen in de straatlantaarns om beter zicht te krijgen op de legendarische hengelaar.

Op het eerste gezicht was het een heel gewone man. Hij was vrij klein, en zijn norse ogen stonden dicht op elkaar, wat hem een enigszins debiele uitstraling gaf, ware het niet dat hij zijn grijs geruite pet gewoonlijk zó diep over zijn ogen trok, dat alleen zijn door overmatig jenevergebruik aangetaste neus zichtbaar was. Hij zei nooit veel, Sytze Hipma. Hij bromde maar wat voor zich uit. Historici zouden zich later afvragen of hij wel kon praten – of wellicht was hij de Friese taal niet machtig? Over zijn afkomst is immers niets bekend. Hij woonde in een vervallen huisje aan de rand van Bolsward. Hoewel de Bolswardse deernen bij wijze van spreken aan zijn voeten lagen, werd hij nooit met een vrouw gesignaleerd.

Zijn hengel was zijn enige metgezel. En wat een hengel was me dat! Hoe vaak heb ik als kleine jongen wel niet, ondersteund door een vriendje, met mijn neus tegen het raam van die haveloze woning gedrukt gestaan om iets te zien van de legendarische hengel van Sytze Hipma. Wie vandaag de dag een hengeltijdschrift openslaat ziet enkel dunne, flexibele kunststof stokjes met fijnzinnige radarwerkjes en piefjes en pafjes. Is dat nu een hengel, vraag ik me dan af, en ik kan het weten, want ik heb Sytze Hipma aan het werk gezien met zijn kunstig bewerkte boomstam. Hoewel ik hem nooit in mijn handen heb gehad, schat ik in dat zijn hengel minstens 20 kilo moet hebben gewogen. Of hij hem zelf gemaakt had weet ik niet, maar als dat zo was dan was Sytze Hipma een vaardig houtbewerker. Motieven van zeilbootjes, vrouwen op klompen, reusachtige vissen en meer moois waren er op wonderbaarlijke wijze in verwerkt.

Het wonderbaarlijkste van alles was natuurlijk de manier waarop Sytze Hipma zijn vissen ving. Hij hoefde maar ergens te gaan staan en binnen de kortste keren puilden de zakken van zijn zwarte pofbroek uit van de verse vis. Het verhaal ging dat hij in een badkuip nog vis kon vangen. Zelfs in een plas regenwater!

Toen ik een jaar of veertien was, was Sytze Hipma ineens verdwenen. Ik weet het nog goed, het stond zelfs in de krant. Van de ene op de andere dag was zijn huis leeg, en niemand die hem ooit nog zag. Om de zoveel tijd hoorde je een verhaal van iemand die hem in Amerika tegen het lijf liep, waar hij sleepbootbestuurder scheen te zijn geworden. Anderen zeiden dat hij een café was begonnen in Leeuwarden, en weer anderen meenden soms zijn schim te zien, aan de oevers van een van de vele slootjes rond Bolsward. Wat er van waar is weet ik niet, maar ik heb Sytze Hipma gekend, en dat kunnen er toch maar weinigen zeggen.

http://www.lc.nl/friesland/regio/article11605491.ece/Bolswarder-beeldje-tachtig-keer-vernield

maandag 27 september 2010

De voet


Inspecteur Popstra nam een trekje van zijn sigaret, terwijl hij peinzend over het water keek. Op de achtergrond waren de jongens van de technische recherche bezig foto's te maken en dingen in plastic zakjes te stoppen. Er stond een stralend herfstzonnetje, er klonk muziek uit een openstaand raam van een huis verderop. Niets wees erop dat er op deze plek een vreselijk misdrijf had plaatsgevonden.

'Een kettingzaag,' mompelde Popstra. 'Wat zegt u?' vroeg zijn assistent, die naast hem stond. Van Tingelen heette hij eigenlijk, maar Popstra noemde hem altijd Tingeling. Politiehumor. Tingeling kwam vers van de academie en was zo groen als gras. Wat wist hij van al de vreselijke dingen die mensen elkaar kunnen aandoen? Misschien had hij wel eens een Amerikaanse film gezien, of een instructieboek ingekeken, maar de ervaring van Popstra had hij niet. De ervaring die komt door jarenlang nachtwerk op een verveloos kantoor, op een dieet van zwarte koffie en cynisme. Hoeveel moordzaken had Popstra inmiddels gedaan? Hij was de tel al jaren geleden kwijtgeraakt. Lang niet alle zaken waren opgelost. Overdag maakte hij er grappen over, 's nachts zag hij de gezichten van de slachtoffers voor zich, als ze hem verwensten in zijn dromen.

'Het was een kettingzaag, Tingeling. De dader ging te werk met een kettingzaag. Bel alle doe-het-zelf-zaken in een straal van 50 kilometer en vraag om een lijst van iedereen die de afgelopen maand een kettingzaag heeft gekocht.' Tingeling rende weg, opgetogen dat hij wat mocht doen. Popstra keek hem half vertederd na. Je eerste moordzaak blijft je je hele leven bij, dat wist hij maar al te goed.

Popstra wandelde richting de waterkant. Daar stonden de twee getuigen te praten met een politieman in uniform. Het was een bejaard stel, dat er aangeslagen uitzag. De man had een geruit jagershoedje op zijn hoofd. Hij keek angstig om zich heen, terwijl zijn struise vrouw het woord voerde. 'Wij lopen hier elke ochtend met de hond,' hoorde Popstra haar zeggen.

Later zou hij de getuigenverklaring wel lezen. Het was nu zaak om de omgeving goed op hem te laten inwerken. Popstra had in de loop der jaren een gave ontwikkeld om dingen te zien die anderen niet zagen. Kijk, daar zag hij al iets. Voetsporen. Onmiddelijk klapte hij zijn mobiele telefoon open. 'Tingeling, onze dader heeft kaplaarzen maat 44. Hij weegt ongeveer 80 kilo. Kaplaarzen en een kettingzaag. Iemand van de plantsoenendienst! Maak een lijst van alle werknemers.' Tingeling riep iets terug, maar Popstra zag al weer iets anders. Als de machinerie in zijn hoofd eenmaal op gang was, was er geen houden meer aan. Dan ging hij door tot de dader achter slot en grendel zat.

Er lag een stukje papier op de grond. Hoe had de technische recherche dit kunnen missen? Popstra drukte zijn sigaret uit met zijn voet, trok een plastic handschoen aan en raapte het papiertje voorzichtig op. 'Ben je daar nog, Tingeling? Onze man leest de Donald Duck. We hebben hier te maken met een psychopatische kinderverkrachter. Het net sluit zich. Bel de GGD en maak een lijst van iedereen die ze in behandeling hebben en leg dat naast die lijst van de plantsoenendienst!'

Popstra keek op zijn horloge. Als hij zo doorging was hij voor de lunch al thuis. Hij zou opgewekt moeten zijn, maar terwijl hij naar de plaats delict liep werd hij overvallen door een gevoel van intense moedeloosheid. Al dat bloed, al die ellende. 'Hebben we de naam van het slachtoffer al?' vroeg hij aan een passerende agent. 'Nee, inspecteur. Er wordt DNA-onderzoek gedaan. Maar de pathaloog-anatoom schatte in dat het een jong meisje was.' De agent zag er wat bleekjes uit. Popstra gromde en klemde zijn kiezen op elkaar. Een psychopatische kinderverkrachter, had hij het niet gezegd? Terwijl hij verder liep hoorde hij de agent overgeven. Wat een wereld.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2690/Opmerkelijk/article/detail/1026716/2010/09/26/Voet-houdt-politie-Groningen-bezig.dhtml

zaterdag 25 september 2010

Japanners


Toen ik een jaar in Japan zat, woonde ik naast een basisschoolleraar. Ik was er erg trots op dat ik dat wist; je hoort immers altijd verhalen over Japanners die eenzaam wegkwijnen in hun flatje en niet eens weten wie hun buurman is. Hun enige aanspraak bestaat uit een robothondje, en ze kijken de godganse dag naar bloederige films of hele rare porno. Soms zitten ze een jaar lang dood op de bank, terwijl de TV al die tijd aanstaat. Pas als het mannetje van het stroombedrijf langskomt om de boel af te sluiten wordt zo iemand dan gevonden. De buren hadden wel iets geroken, maar ze dachten dat het verrotte sushi was. Je hoort ook wel eens dat een Japanner met een plantenspuit vol zoutzuur door het trappenhuis loopt, en iedereen dan onderspuit. Of ze zagen voorbijgangers met een motorzaag aan mootjes, en dan maken ze er een filmpje van met hun mobiele telefoon, en dat zetten ze op internet. Vinden ze leuk daar in Japan. Als je de kranten mag geloven is het een land van psychopaten.

In werkelijkheid valt het natuurlijk allemaal hard mee. Ik kon er veilig over straat, en er kwam nooit iemand achter me aan met een plantenspuit vol zoutzuur of een hakmes. Het was er eigenlijk verbazingwekkend gewoontjes – soms was ik bijna teleurgesteld als ik weer zo'n hele gewone Japanner tegenkwam die over voetbal praatte in plaats van over poepsex. En ik woonde dus naast een vriendelijke basisschoolleraar, en ook hij was heel normaal. Hij heette Akashi. 's Ochtends kwam ik hem altijd tegen bij de voordeur, dan groette hij me, en ik groette hem heel vriendelijk terug, in het vloeiend Japans, want dat sprak ik in die dagen. Soms maakten we een praatje. Hij vertelde me altijd over zijn moedertje, van wie hij zielsveel hield. Ze woonde in een dorp buiten de stad, en hij zag haar niet zo vaak. Ik heb haar een paar keer ontmoet, het was een lief oud vrouwtje met een grijs knotje in het haar en slechts twee tanden in de mond. Ze nam altijd iets voor me mee, een porceleinen popje ofzo. Ik heb er nog steeds eentje op de schoorsteenmantel staan.

Akashi was een enorme fan van de muziek van Ruyichi Sakamoto – dat hoefde hij me niet te vertellen, want dat kon ik met eigen oren horen, door de dunne gipswandjes heen. Hoe vaak ik dat jaar Forbidden Colours gehoord heb kan ik onmogelijk inschatten. Ook nu nog moet ik, als ik dat nummer hoor, altijd denken aan die wonderbaarlijke tijd daar in het verre Japan. Jullie kunnen je misschien wel voorstellen hoe blij ik was toen ik mijn oude vriend vorige week in de krant zag staan. Ach, die bovenstebeste Akashi. Zou hij me nog kennen?

http://www.telegraaf.nl/buitenland/7662685/__Lugubere_rekensom__.html?p=39,2

maandag 20 september 2010

Spook


Het was een zaterdagmiddag in februari en het vroor dat het kraakte. De tocht was lang en koud. Snel fietsen was onmogelijk – op de autoweg was een tijdje terug gestrooid, maar het fietspad was spekglad. In het midden was een smal spoor waar je, als je behoedzaam was, kon fietsen, vandaar dat we in een lang lint achter elkaar aan sukkelden. Iedereen was zo gespannen bezig met overeind blijven dat er weinig gesproken werd. Er hing een doodse stilte in de polder, slechts doorbroken door het geknars van de banden en het gekras van een schorre kraai die met ons meevloog.

'Daar ligt Abbenes!' riep plots onze doelman, die vooraan fietste. Iedereen keek op; verschillende mensen begonnen te slingeren, een ongelukkige maakte een lelijke smak op de grond. Piepend en krakend kwam het elftal tot stilstand. De jongen die gevallen was werd overeind geholpen, de rest tuurde nieuwsgierig in de verte, waar het verre dorp lag waar we die dag moesten spelen. Een kleine kerktoren zagen we, omgeven door enkele schamele huizen. Er hingen onheilspellende flarden mist om het plaatsje heen; verder was er geen enkele beweging te zien. Alsof de duivel er mee speelde begon de kerkklok plots te luiden. 'Het is al vier uur, we moeten opschieten!' riep iemand, en iedereen beklom haastig zijn fiets. Buiten adem kwamen we aan.

De voetbalvereniging lag er verlaten bij. Terwijl wij onze fietsen nog op slot zetten was onze aanvoerder al terug van een korte inspectieronde. 'Er is geen mens in de kantine. Heel vreemd.' We haalden onze schouders op – we speelden al jaren in de achtste klasse onderbond en hadden al heel wat bizarre uitwedstrijden achter de kiezen. Toen we omgekleed en wel door de lange, verlaten gangen van het complex sloften werd het ons echter angstig te moede. Het gestamp van onze voetbalschoenen weerkaatste zo akelig tegen de kale muren, en het leek wel of er zelfs binnen in het gebouw een lichte mist hing. En waar was iedereen toch?

Met enige opluchting zagen we buiten op het gras elf gestalten staan – dat moesten de tegenstanders zijn! Onze spits rende als eerste uitgelaten het veld op, de bal aan de voet.
Maar terwijl hij aanstalten maakte om een daverend welkomstschot te lossen, slaakte hij een ijzingwekkende kreet en stortte ter aarde. Ongerust snelden we naar hem toe – hij zou toch niet weer zijn knie verdraaid hebben?

Hij was lijkbleek en staarde met nietsziende ogen in de verte. Terwijl we hem overeind hielpen mompelde hij met zwakke stem woorden die we nooit meer zouden vergeten: 'De spelers die aan dit duel deelnemen zijn niet echt. Er is helemaal geen voetbalclub in Abbenes!'

We keken op. Het veld was leeg. De elf gestalten die we even daarvoor nog hadden zien staan waren spoorloos verdwenen. Er hingen alleen nog wat mistflarden. Boehoehoehoehoehoe! Eng hoor.

http://www.ad.nl/ad/nl/1017/Buitenlands-voetbal/article/detail/513618/2010/09/20/Drie-jaar-schorsing-Togolese-organisator-spookinterland.dhtml

maandag 13 september 2010

Tevreden

Er stond een straffe wind in het steegje en het was aardedonker. In de verte klonk het geluid van voorbijrazende auto’s en een verwaaide politiesirene. Burt Biggelmans zette zijn blikje bier gauw achter een muurtje. "Je kunt het nooit weten met die cops, weetjewel!" Zijn boezemvriend Jason Janker knikte begrijpend, en nam gauw een laatste slok van zijn eigen blikje alvorens het samen te knijpen en met een grote boog over de schutting te gooien. "Man, ik stond hier laatst lekker te lurken, toen kwamen er ineens twee cops uit het niets opdoemen. Ze vingen me roodhandig!" Burt knikte begrijpend en liet zijn kenmerkende bulderende lach klinken. De vrienden staarden in het donker, maar deze keer kwamen er geen cops uit het niets opdoemen.

Er klonk ineens wel een zacht, maar duidelijk hoorbaar gejammer uit de steeg. Burt stootte zijn maat aan. "Ben ik nu volledig opgeneukt, of hoor ik daar iets?" De vrienden waren even stil. Daar klonk het weer, iets luider nu. "Man, dit geeft mij de koude bibbers! Ik kan niet eens horen of het een menselijk geluid is!" Jasons rilde; zijn mollige handen verdwenen nog dieper in de zakken van zijn reusachtige afgezakte broek. Hij zou het liefste zo snel mogelijk naar binnen gaan, terug het warme jeugdhonk in, waar ze even daarvoor uit waren ontsnapt omdat ze er geen alcohol verkochten. Live muziek was er geweest, en veel mensen.

Burt was dapperder aangelegd. Zijn vader zat in het leger en Burt was groot geworden met heldhaftige verhalen over het verdedigen van de vrijheid en dat soort zaken. "Ik zeg je, er zit iemand in die steeg. Er zit daar een moederneuker naar ons te jammeren, man! Kom op, we gaan het uitchecken." Voordat Jason iets kon zeggen verdween Burt in de duisternis. Jason hoorde zijn voetstappen wegsterven, maar kon het niet opbrengen er achteraan te gaan. Hij stond als aan de grond genageld. Het jeugdhonk was slechts honderd meter verderop, maar de weg ernaartoe was net zo donker als het pad waarover zijn maat was weggelopen. Slechts op de plek waar Jason op dat moment stond viel een zwak lichtschijnsel, dat verspreid werd door de gevelreclame van een winkel, die op dit tijdstip natuurlijk gesloten was.

Noch de voetstappen, noch het gejammer waren inmiddels nog te horen. Op het geluid van de in de verte voorbij razende auto's na was het doodstil. Jasons angst werd vervangen door een akeliger gevoel: paniek. Het voelde ineens of er een ijsklomp in zijn maag zat, en hij voelde zich draaierig worden. Met moeite zette hij zijn dikke lichaam neer op de stoeprand. Hij merkte nu ook dat hij dringend naar de WC moest, maar hij was te bang om op te staan. De stilte was overweldigend. Met bibberende handen voelde Jason in zijn jaszak of hij zijn telefoon toevallig bij zich had, maar die lag nog in de auto. Zat hij zelf maar veilig in zijn auto...

Hoorde hij daar iets? Hij probeerde te luisteren, maar het zachte gejammer dat hij meende waar te nemen werd overstemd door zijn hartslag, die donderend hard in zijn oren bonkte. Waar bleef Burt? Inmiddels was hij al zeker een moederneukend kwartier weg, als het niet langer was.

Jason wist niet meer wat hij moest doen. Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Ineens moest hij denken aan zijn lagere schooltijd. Als hij het daar allemaal niet meer wist, als hij al zijn opdrachten had verprutst, als iedereen hem pestte omdat hij te dik was of omdat hij in een caravan woonde, dan kwam juffie altijd naar hem toe: "Over het algemeen ben jij tevreden met jezelf, Jason. Je wordt helemaal niet gepest, je verprutst je opdrachten helemaal niet. Zeg het maar eens een paar keer tegen jezelf, je zult zien dat je je beter voelt! Over het algemeen ben jij tevreden met jezelf."

Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf...

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2616224.ece/Zelfbeeld_jeugd_VS_onmeetbaar_hoog

woensdag 8 september 2010

Acrobatenleed

Wie de naam Mestopov hoort, denkt aan acrobatie. Sinds het einde van de 19e eeuw staat deze familie bekend om de onvergetelijke acrobaten die ze voortbracht. Stamvader Pjotr voerde ooit nog eens een vogelnestje uit onder het toeziend oog van de laatste tsaar. Tijdens de tweede wereldoorlog vijzelden de tweelingzusters Karina en Tatjana het moreel van het rode leger op met hun halsbrekende toeren op de trapeze. En in de jaren 70 stal de bejaarde Boris Mestopov de harten van miljoenen Amerikanen, toen hij een serie onmogelijke salto's uitvoerde in het televisieprogramma Saturday Night Live. Een deel van de familie was gevlucht naar het Vrije Westen, een deel zat nog achter het IJzeren Gordijn - een situatie waarin de tragiek van de Koude Oorlog besloten lag, in een zin met bijzonder veel hoofdletters.

De invloed van het Mestopov-imperium op de hedendaagse acrobatie is moeilijk te overschatten. En niet alleen in de acrobatie - de familie is zo talrijk en getalenteerd dat de leden de afgelopen jaren hun vleugels hebben uitgeslagen naar de meest uiteenlopende terreinen: schoonspringen (Olympische medaille in Barcelona), filmstunts, ballet - het is te veel om op te noemen.

Het circus blijft echter het gedroomde podium voor een rechtgeaarde Mestopov. Hier wordt ieder familielid gekneed en opgeleid tot een acrobaat van wereldallure. Onderaan beginnen en keihard werken, dat is het credo voor een veelbelovende beginner. Schoonmaken, achter de kassa zitten, de acts doen die verder niemand wil doen. Ja, nu is het vervelend voor haar, maar ooit zal ook het jongste talentje Katinka Mestopov over het publiek zwieren en applaus oogsten!

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/1021753/2010/09/08/Australie-verbiedt-bizarre-circusact.dhtml

zondag 5 september 2010

Het gelijk van Piet Krielemans

Ontdekkingsreizigers hebben iets magisch. Wie droomt niet weg bij namen als Columbus of Henry Morton Stanley, om er maar eens een paar te noemen? Wat een leven hadden deze kerels: ze trokken erop uit, ontdekten verre landen en vreemde volkeren en kwamen met roem en rijkdom beladen terug.

Uiteraard was de werkelijkheid heel wat minder mooi. De bekende ontdekkingsreizigers vormen een piepklein topje van de eindeloze ijsberg van treurige mislukkelingen. De ontdekkingsreizigers die niet terugkeerden van hun reis en in daardoor de vergetelheid belandden vormen een grote, tragische categorie: met man en muis vergaan op volle zee, geveld door een ziekte, opgegeten door een engerd met een bot in zijn neus, van de trap gevallen, niet goed uitgekeken bij het oversteken.

Nog droeviger is het lot van de reizigers die wel terugkeerden, maar ontvangen werden met schimpscheuten en hoongelach als ze over hun ontdekkingen vertelden. In deze categorie valt de zeventiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Piet Krielemans, wiens dagboeken enkele jaren geleden opdoken in de archieven van een Alkmaarse kerk.

Krielemans, afkomstig uit het West-Friese plaatsje Koedijk, trok er ergens in de beginjaren van de Gouden Eeuw op uit om de Zuid-Amerikaanse kusten te ontdekken in opdracht van de West Indische Compagnie. Na een afschuwelijke reis, waarin hij meer dan de helft van zijn bemanning verloor aan scheurbuik en andere ellende, wist hij Kaap Hoorn te ronden en bracht een aanzienlijk deel van de kust van het huidige Peru in kaart. Krielemans ontpopte zich tot een vlijtig schrijver: naarmate de reis vorderde werden zijn verslagen steeds lijviger en levendiger. Het lijkt ook alsof hij zijn fantasie steeds meer de vrije loop laat – een verwijt dat hem na thuiskomst ook door zijn tijdgenoten werd gemaakt.

Hoogtepunt van de dagboeken zijn de uitgebreide beschrijvingen van een volk dat communiceert door middel van scheten op verschillende toonhoogtes. Krielemans verbleef, naar eigen zeggen, enkele maanden bij deze mensen, en leerde ook hun taal – dat wil zeggen, hij slaagde erin om met zijn mond de scheetgeluiden na te bootsen. Om daadwerkelijk scheten op verschillende toonhoogtes te laten, zo schreef Krielemans, is waarschijnlijk jarenlange oefening noodzakelijk.

Hoewel hij en de overgebleven bemanning een paradijselijke tijd hadden op de stranden van Peru, vooral met een veelvuldig beschreven dame met een onuitspreekbaar obscene naam, zag Krielemans zich na verloop van tijd toch gedwongen terug te keren naar zijn vaderland. De dame in kwestie ging mee, maar stierf tijdens de reis – een gebeurtenis die onze held begrijpelijkerwijs erg aangreep.

Na terugkomst werd Krielemans keihard weggelachen. Op de jaarmarkt van Koedijk gaf hij in de zomer van 1622 een lezing over de bijzondere indianentaal, maar na enkele voorbeeldzinnen werd hij door een woedende menigte van het podium gedreven, en als de goede veldwachter Flipsen er niet aan te pas was gekomen, had de ongelukkige ontdekkingsreiziger het incident waarschijnlijk niet overleefd. Hij schreef vervolgens een boek over de door hem ontdekte taal, maar dat werd nooit gepubliceerd. Krielemans stierf berooid in een uitspanning in West-Grafdijk, in de armen van een harige prostituee.

Ook de hedendaagse wetenschap beschouwt Krielemans meer als een curiositeit dan een ontdekkingsreiziger van enige betekenis. Gelukkig dook er vandaag eindelijk iets op dat hopelijk het begin is voor de rehabilitatie van de beste man. Zegt het voort!

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2614342.ece/Onbekende_Indianentaal_duikt_op_achterop_oud_briefje

zondag 29 augustus 2010

De wraak der Kabouters

Om volstrekt ondeugdelijke redenen staat de kabouter bekend als een vriendelijk wezentje. Komt het door zijn vertrouwwekkende grijze baard? Komt het door zijn vrolijke puntmutsje of zijn tot de verbeelding sprekende paddenstoelwoninkje? De invloed van verhalen over Paulus de Boskabouter en de quasi-wetenschappelijke praat van Rien Poortvliet moet in de onherstelbare verbetering van het imago van de kabouter zeker niet onderschat worden. Wat bezielde de auteurs van deze boeken toen ze vertellingen neerschreven waarin de kabouter wordt opgevoerd als een schepseltje dat er, gewapend met een schattig kruiwagentje, opuit trekt om het leven van mens en dier te veraangenamen?

Slechts weinigen hoor je over de ware aard van deze kleine bosbewoners. Het zijn gemene duivels, en ik ben blij dat er eindelijk iets over in de openbaarheid verschijnt. Hoewel het journaille er, zoals wel vaker, voor waakt om man en paard te benoemen. Ergerlijk.

http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/508446/2010/08/29/Paddenstoelen-zoeken-Italie-levensgevaarlijk.dhtml

dinsdag 24 augustus 2010

Stoel

Er gaan veel prachtige oud-Nederlandse gebruiken teloor, vooral door toedoen van bureaucratische fatsoensrakkers. Wat te denken van het prachtige Friese karnemelkse pap-slaan? Elk jaar tot veler vermaak gevierd in de gemeente Sint Annaparochie aan de Waddenzee. De dorpelingen komen op een zonnige dag in mei tezamen op de brink, waar zij ieder een bord karnemelkse pap uitgereikt krijgen. Onder de feestelijke klanken van fanfaremuziek slaan de deelnemers vervolgens om het hardst met een houten lepel in de pap. Wie het hoogste spettert, wint het gouden horloge. Deze traditie, die minstens teruggaat tot de 12e eeuw, werd enkele jaren geleden de nek omgedraaid door de autoriteiten nadat een toeschouwer getroffen werd door een rondvliegende papspetter. Het ongelukkige incident leverde geen blijvende verwondingen op, maar bleek toch reden genoeg om weer een stukje historie af te schaffen.

Er zijn talloze voorbeelden. De kampioenschappen trekschuiten trekken? Het melkbussenconcours van Vlijmen? De Drie Dagen van de Varkensbips in Zevenhuizen? Afgeschaft, afgeschaft, afgeschaft, allemaal door pijnlijke misvattingen van Randstedelijke pennenlikkers, die altijd maar praten over bedreigingen en verordeningen en de volksgezondheid.

Jullie zullen begrijpen hoe blij ik ben dat de mooiste traditie van allemaal, het Bruidjewerpen van Erm (Drenthe) nog altijd bestaat. Elk jaar in augustus ben ik van de partij. Vaak reis ik de avond van tevoren al af, zodat ik een mooi plaatsje op het dorpsplein kan bemachtigen – geen overbodige luxe, want het is er altijd stervensdruk.

Tijdens het Bruidjewerpen worden alle bruidjes die het afgelopen jaar in Erm in het echt zijn getreden vastgebonden op keukenstoelen. Vervolgens proberen de kersverse echtgenoot en zijn schoonvader de stoel zo vaak mogelijk over een zo groot mogelijke afstand naar elkaar toe te gooien. De uitslag van de wedstrijd bepaalt volgens de traditie het verdere verloop van het huwelijk. Vangt de bruidegom de stoel als laatst, of juist zijn schoonvader? Wordt de bruid met de goeie kant naar boven gevangen of juist niet? Wordt ze uberhaupt gevangen?

Er zijn talloze mogelijkheden waarover een jury, bestaande uit de notaris, de schoolmeester en de dominee, zich buigen. Hun overleg kan, als de situatie er om vraagt, lang duren – een paar jaar terug maakte ik eens mee dat een bruidje aan haar linkerbeen in een boom bleef hangen, en dat was in eeuwen niet gebeurd. Na vele uren werd het arme kind, onder luid gejuich, naar beneden getakeld en verenigd met haar man, een tafereeltje waarbij weinigen het droog hielden. Precies zoals de jury voorspelde baarde de vrouw in het jaar erop zeven blonde zonen – dat is toch schitterend?

De sfeer was dit jaar gespannen. Er liepen journalisten rond, beveiligers, toeschouwers die er niet hoorden. Randstedelingen, die er niets van begrijpen! Ja, natuurlijk vliegt er wel eens een stoel de verkeerde kant op. Ja, er vallen wel eens harde woorden, en ja, er vallen ook wel eens gewonden, dat hoort er nu juist bij, dat is nu juist wat deze Drentse traditie zo mooi en authentiek maakt. Er is mij geen enkele ongeregeldheid opgevallen, integendeel, het was een prachtige dag. Maar als ik dan de volgende ochtend wakker word en lees wat de krant ervan maakt, dan denk ik: waren we wel bij hetzelfde evenement, beste hoge heren uit het Westen? Ik moet nog zien of er volgend jaar nog met bruidjes geworpen mag worden in Erm.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1018463/2010/08/22/Militair-slaat-beveiliger-met-stoel-op-hoofd.dhtml

vrijdag 20 augustus 2010

Het einde van Boris Barovski

Als Boris Barovski je wat vraagt, dan doe je het. Als hij wil dat je poep eet, dan eet je poep. Ik heb al aardig wat mensen poep zien eten, enkel en alleen omdat Boris Barovski het zei. Volgens mij heeft hij een poep-obsessie. Ik denk dat er tijdens de Balkanoorlog een keer iets met poep is gebeurd, of misschien had Boris een moeilijke jeugd, of een moeilijk stoelgang, of is hij gewoon een verknipt persoon.

Boris Barovski is de enige dakloze van Haaksbergen. Hij zwalkt dronken over straat, scheldt mensen uit, steelt fietsen. Omdat hij zo’n angstaanjagend iemand is, doen maar weinig mensen aangifte tegen hem. Het gebeurt wel eens natuurlijk; dan verdwijnt Boris een tijdje achter slot en grendel, maar daarna komt hij terug om je het leven zuur te maken – gewoonlijk door je poep te laten eten. De politie kan er weinig aan doen.

De laatste die zich verzette was een oud mannetje uit het bejaardenhuis. Het was een gepensioneerde legerofficier, en toen Boris zijn kamertje was binnengedrongen, op zoek naar geld, was dat helemaal verkeerd gevallen. De bejaarde wist de Bosniër te overmeesteren met behulp van een machinepistool, bond hem stevig vast aan zijn rollator en belde de politie. Boris werd veroordeeld tot drie maanden cel – een zucht van verlichting ging door het dorp. De heldhaftige bejaarde, bij zijn medebewoners bekend als Rambo, werd uitvoerig geprezen, en kwam zelfs in de krant. Maar Boris zwoer wraak...

Afgelopen week kwam hij vrij. Hij toog, zo hebben de instanties inmiddels kunnen reconstrueren, onmiddelijk naar het park om een flinke lading hondenpoep te verzamelen, die hij zijn hoogbejaarde vijand wou laten eten. Tot zijn ontzetting was er echter geen spoortje ontlasting te vinden. In blinde razernij stormde Boris toen richting het bejaardentehuis, maar voordat hij er was viel hij in een diepe tankgreppel, die om het tehuis bleek te zijn gegraven. Vanuit een wachttoren werd de overdonderde Bosniër vervolgens onder vuur genomen, en toen hij wist te ontsnappen naar een nabijgelegen grasveld, als door een wonder ongeschonden, stapte hij jammerlijk op een landmijn, die een einde maakte aan zijn miserabele leven.

De 83-jarige Rambo had tijdens Boris’ gevangenschap niet stilgezeten, constateerden de politie vol bewondering. Ze besloten het er maar bij te laten. Maar hoe, zo wilden ze nog wel weten, kon het het toch dat er geen spoortje hondenpoep te vinden was? Dit cruciale onderdeel van het plan was perfect uitgevoerd – een waar kunststukje, hoewel argeloze hondenbezitters er later stennis nog wel over schopten:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/1018701/2010/08/19/Bejaarde-strooit-glasscherven-tegen-hondenoverlast.dhtml

dinsdag 17 augustus 2010

Campingleed

Wakker worden op een camping is met niets te vergelijken. Er zijn een boel akelige onderdelen: het blijkt ineens al om zes uur licht te zijn, het matrasje is te zacht waardoor je heup pijn doet, het kussen is meestal een beetje klam. Maar het is toch eigenlijk vooral hartstikke prachtig, wakker worden door het zachte geroekoeroekoe van een bronstige duif, de frisse lucht als je het tentje openritst – het typische campinggeluid van zo’n rits! - een ontwakende kinderstem, gerinkel van douchemuntjes, zacht gebrom van een Duitse vader.

Het Duitse gebrom wordt de afgelopen dagen overigens steeds minder zacht. Ik heb een zekere fascinatie ontwikkeld voor de familie die naast onze tent staat. De vader begint steeds luidkeelser te mopperen. Het is jammer dat ik de Duitse taal niet voldoende machtig ben om te horen wat hij precies op zijn lever heeft, maar ik moet me sterk vergissen als het niet gaat over de lamlendigheid van zijn twee kinderen. Vooral als hij iets nuttigs doet, zoals een teiltje afwas naar het washok dragen, of het tentzeil afnemen met de kruimeldief, begint de vader, voor zover ik kan begrijpen, hartstochtelijk te schelden op zijn kroost, die overigens ook daadwerkelijk nooit eens een hand uit een mouw steekt, dat moet ik eerlijk toegeven.

Het meisje is een jaar of 16 en zit de hele dag aan de telefoon. Ik denk dat ze net een nieuw vriendje heeft, want ze giechelt de hele tijd heel hard. Ze zit altijd in een stoel voor de tent. Aan haar broer en vader besteedt ze niet de minste aandacht, behalve om ze met handgebaren duidelijk te maken dat ze wat te eten of drinken aangereikt wil krijgen, wat mij ook irritant zou lijken als ik met haar op vakantie was. Ze draagt gewoonlijk heel weinig kleren – ik vermoed dat het enige doel van haar vakantie is om bruin te worden. Als ze al een doel heeft, want ze maakt sterk de indruk dat ze niet geheel vrijwillig mee is.

De zoon is iets ouder, en erg verlegen. Hij is buitengewoon onhandig. Op de eerste dag dat ze er stonden struikelde hij over onze scheerlijn, waardoor niet alleen de arme knul zelf een lelijke smak maakte, maar ook onze tent danig ontwricht raakte – zozeer zelfs dat ik de rubberen hamer moest opdiepen om enkele haringen opnieuw in de grond te rammen. De jongen liep stuurs grinnikend weg. In de dagen die volgden kreeg ik een beetje met hem te doen. Zelf zijn eigen vader durft hij niet aan te kijken als hij met hem praat, en hij is eigenlijk gewoon te verlegen om iets te doen. Hij zit hele dagen in de tent, zelfs als het stralend mooi weer is. Ik vermoed dat hij daar een computer heeft staan waarop hij spelletjes speelt, of chat met buitenlandse vrouwen.

De vader zelf lijkt me gescheiden. Dat is natuurlijk makkelijk op te maken uit het feit dat er geen vrouw mee is, maar ook een beetje uit zijn houding. Hij probeert er duidelijk het beste van te maken, helemaal op vakantie naar Nederland met zijn kinderen enzo, maar hij heeft volgens mij een enigszins droevige inslag. Ik kwam hem eens tegen voor het douchegebouw, waar hij roerloos tegen een boom geleund stond. Voor de tent ertegenover zat een heel dikke vrouw een boek te lezen, maar ik kreeg niet de indruk dat hij naar haar keek. Hij leek volkomen in gedachten verzonken, en toen ik een beleefde groet (in een niet bestaande taal) naar hem mompelde, viel hij van schrik bijna om. Ik meende een traan boven zijn snor te zien blinken, maar misschien maak ik het nu allemaal wel erg dramatisch.

Rond etenstijd lopen de spanningen altijd hoog op in het Duitse kamp. Terwijl het meisje lusteloos voor de tent in haar telefoon aan het kwetteren is en de zoon in geen velden of wegen te bekennen is, moet de vader een maaltijd zien te bereiden. Zoals u weet: ervaren campinggangers herkennen elkaar aan de bedrevenheid met het befaamde Campingaz-kookstel, en hoewel ik niet zeker ben of ik tot de ervaren categorie behoor, meen ik te kunnen opmaken dat de arme Duitse vader misschien wel voor het eerst aan het kamperen is. Wat een hartverscheurend geklungel. Het valt natuurlijk ook werkelijk niet mee om een potje te koken op zo’n klein prutsbrandertje. Waarom mensen die met een hele auto vol troep uit kamperen gaan niet de moeite nemen om een fatsoenlijk gasfornuis mee te nemen, is me al jaren een raadsel.

De man heeft vooral moeite om een goede plek voor zijn brandertje te vinden. Vaak zet hij hem in zijn haast en frustratie op een scheef stukje, waardoor de pan water die hij er vervolgens op probeert te koken er na enkele momenten vanaf dondert – waarna de kinderen de volle laag krijgen. Ook het feit dat hij niet de beschikking heeft over een gasaansteker maar zich moet behelpen met Zwaluw-lucifers die telkens uitwaaien, verhoogt de sfeer niet.
Wat er precies heeft plaatsgevonden op het bewuste moment is mij nog steeds niet geheel duidelijk. Hoewel ik bijna mijn hele vakantie bezig ben geweest met het observeren van de drie Duitsers, was ik op het moment supreme net even naar de receptie om een zak broodjes voor de volgende dag te bestellen. Ik hoorde een knal – dat is feitelijk het enige rechtstreekse verband dat ik met dit nieuwsbericht heb:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1019186/2010/08/17/Drie-gewonden-na-explosie-kookstel-op-camping.dhtml