donderdag 30 september 2010

Sytze Hipma, de hengelkampioen


Als Sytze Hipma met zijn hengel door de straten van Bolsward liep, werd hij binnen de kortste keren gevolgd door een hele menigte. Kinderen renden voor hem uit, met kletterendje klompjes. 'Sytze Hipma gaat uit vissen, Sytze Hipma gaat uit vissen!', riepen ze. De luiken van de huizen gingen piepend open, en de argwanende blikken van de benepen huisvrouwen maakten plaats voor opgewonden gejoel. Sommigen wierpen stukjes brood naar buiten, voor aan het haakje – men zei dat het geluk bracht als Sytze Hipma een vis ving met jouw stukje brood. Voorbijgangers wierpen hun petten in de lucht en klommen in de straatlantaarns om beter zicht te krijgen op de legendarische hengelaar.

Op het eerste gezicht was het een heel gewone man. Hij was vrij klein, en zijn norse ogen stonden dicht op elkaar, wat hem een enigszins debiele uitstraling gaf, ware het niet dat hij zijn grijs geruite pet gewoonlijk zó diep over zijn ogen trok, dat alleen zijn door overmatig jenevergebruik aangetaste neus zichtbaar was. Hij zei nooit veel, Sytze Hipma. Hij bromde maar wat voor zich uit. Historici zouden zich later afvragen of hij wel kon praten – of wellicht was hij de Friese taal niet machtig? Over zijn afkomst is immers niets bekend. Hij woonde in een vervallen huisje aan de rand van Bolsward. Hoewel de Bolswardse deernen bij wijze van spreken aan zijn voeten lagen, werd hij nooit met een vrouw gesignaleerd.

Zijn hengel was zijn enige metgezel. En wat een hengel was me dat! Hoe vaak heb ik als kleine jongen wel niet, ondersteund door een vriendje, met mijn neus tegen het raam van die haveloze woning gedrukt gestaan om iets te zien van de legendarische hengel van Sytze Hipma. Wie vandaag de dag een hengeltijdschrift openslaat ziet enkel dunne, flexibele kunststof stokjes met fijnzinnige radarwerkjes en piefjes en pafjes. Is dat nu een hengel, vraag ik me dan af, en ik kan het weten, want ik heb Sytze Hipma aan het werk gezien met zijn kunstig bewerkte boomstam. Hoewel ik hem nooit in mijn handen heb gehad, schat ik in dat zijn hengel minstens 20 kilo moet hebben gewogen. Of hij hem zelf gemaakt had weet ik niet, maar als dat zo was dan was Sytze Hipma een vaardig houtbewerker. Motieven van zeilbootjes, vrouwen op klompen, reusachtige vissen en meer moois waren er op wonderbaarlijke wijze in verwerkt.

Het wonderbaarlijkste van alles was natuurlijk de manier waarop Sytze Hipma zijn vissen ving. Hij hoefde maar ergens te gaan staan en binnen de kortste keren puilden de zakken van zijn zwarte pofbroek uit van de verse vis. Het verhaal ging dat hij in een badkuip nog vis kon vangen. Zelfs in een plas regenwater!

Toen ik een jaar of veertien was, was Sytze Hipma ineens verdwenen. Ik weet het nog goed, het stond zelfs in de krant. Van de ene op de andere dag was zijn huis leeg, en niemand die hem ooit nog zag. Om de zoveel tijd hoorde je een verhaal van iemand die hem in Amerika tegen het lijf liep, waar hij sleepbootbestuurder scheen te zijn geworden. Anderen zeiden dat hij een café was begonnen in Leeuwarden, en weer anderen meenden soms zijn schim te zien, aan de oevers van een van de vele slootjes rond Bolsward. Wat er van waar is weet ik niet, maar ik heb Sytze Hipma gekend, en dat kunnen er toch maar weinigen zeggen.

http://www.lc.nl/friesland/regio/article11605491.ece/Bolswarder-beeldje-tachtig-keer-vernield

maandag 27 september 2010

De voet


Inspecteur Popstra nam een trekje van zijn sigaret, terwijl hij peinzend over het water keek. Op de achtergrond waren de jongens van de technische recherche bezig foto's te maken en dingen in plastic zakjes te stoppen. Er stond een stralend herfstzonnetje, er klonk muziek uit een openstaand raam van een huis verderop. Niets wees erop dat er op deze plek een vreselijk misdrijf had plaatsgevonden.

'Een kettingzaag,' mompelde Popstra. 'Wat zegt u?' vroeg zijn assistent, die naast hem stond. Van Tingelen heette hij eigenlijk, maar Popstra noemde hem altijd Tingeling. Politiehumor. Tingeling kwam vers van de academie en was zo groen als gras. Wat wist hij van al de vreselijke dingen die mensen elkaar kunnen aandoen? Misschien had hij wel eens een Amerikaanse film gezien, of een instructieboek ingekeken, maar de ervaring van Popstra had hij niet. De ervaring die komt door jarenlang nachtwerk op een verveloos kantoor, op een dieet van zwarte koffie en cynisme. Hoeveel moordzaken had Popstra inmiddels gedaan? Hij was de tel al jaren geleden kwijtgeraakt. Lang niet alle zaken waren opgelost. Overdag maakte hij er grappen over, 's nachts zag hij de gezichten van de slachtoffers voor zich, als ze hem verwensten in zijn dromen.

'Het was een kettingzaag, Tingeling. De dader ging te werk met een kettingzaag. Bel alle doe-het-zelf-zaken in een straal van 50 kilometer en vraag om een lijst van iedereen die de afgelopen maand een kettingzaag heeft gekocht.' Tingeling rende weg, opgetogen dat hij wat mocht doen. Popstra keek hem half vertederd na. Je eerste moordzaak blijft je je hele leven bij, dat wist hij maar al te goed.

Popstra wandelde richting de waterkant. Daar stonden de twee getuigen te praten met een politieman in uniform. Het was een bejaard stel, dat er aangeslagen uitzag. De man had een geruit jagershoedje op zijn hoofd. Hij keek angstig om zich heen, terwijl zijn struise vrouw het woord voerde. 'Wij lopen hier elke ochtend met de hond,' hoorde Popstra haar zeggen.

Later zou hij de getuigenverklaring wel lezen. Het was nu zaak om de omgeving goed op hem te laten inwerken. Popstra had in de loop der jaren een gave ontwikkeld om dingen te zien die anderen niet zagen. Kijk, daar zag hij al iets. Voetsporen. Onmiddelijk klapte hij zijn mobiele telefoon open. 'Tingeling, onze dader heeft kaplaarzen maat 44. Hij weegt ongeveer 80 kilo. Kaplaarzen en een kettingzaag. Iemand van de plantsoenendienst! Maak een lijst van alle werknemers.' Tingeling riep iets terug, maar Popstra zag al weer iets anders. Als de machinerie in zijn hoofd eenmaal op gang was, was er geen houden meer aan. Dan ging hij door tot de dader achter slot en grendel zat.

Er lag een stukje papier op de grond. Hoe had de technische recherche dit kunnen missen? Popstra drukte zijn sigaret uit met zijn voet, trok een plastic handschoen aan en raapte het papiertje voorzichtig op. 'Ben je daar nog, Tingeling? Onze man leest de Donald Duck. We hebben hier te maken met een psychopatische kinderverkrachter. Het net sluit zich. Bel de GGD en maak een lijst van iedereen die ze in behandeling hebben en leg dat naast die lijst van de plantsoenendienst!'

Popstra keek op zijn horloge. Als hij zo doorging was hij voor de lunch al thuis. Hij zou opgewekt moeten zijn, maar terwijl hij naar de plaats delict liep werd hij overvallen door een gevoel van intense moedeloosheid. Al dat bloed, al die ellende. 'Hebben we de naam van het slachtoffer al?' vroeg hij aan een passerende agent. 'Nee, inspecteur. Er wordt DNA-onderzoek gedaan. Maar de pathaloog-anatoom schatte in dat het een jong meisje was.' De agent zag er wat bleekjes uit. Popstra gromde en klemde zijn kiezen op elkaar. Een psychopatische kinderverkrachter, had hij het niet gezegd? Terwijl hij verder liep hoorde hij de agent overgeven. Wat een wereld.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2690/Opmerkelijk/article/detail/1026716/2010/09/26/Voet-houdt-politie-Groningen-bezig.dhtml

zaterdag 25 september 2010

Japanners


Toen ik een jaar in Japan zat, woonde ik naast een basisschoolleraar. Ik was er erg trots op dat ik dat wist; je hoort immers altijd verhalen over Japanners die eenzaam wegkwijnen in hun flatje en niet eens weten wie hun buurman is. Hun enige aanspraak bestaat uit een robothondje, en ze kijken de godganse dag naar bloederige films of hele rare porno. Soms zitten ze een jaar lang dood op de bank, terwijl de TV al die tijd aanstaat. Pas als het mannetje van het stroombedrijf langskomt om de boel af te sluiten wordt zo iemand dan gevonden. De buren hadden wel iets geroken, maar ze dachten dat het verrotte sushi was. Je hoort ook wel eens dat een Japanner met een plantenspuit vol zoutzuur door het trappenhuis loopt, en iedereen dan onderspuit. Of ze zagen voorbijgangers met een motorzaag aan mootjes, en dan maken ze er een filmpje van met hun mobiele telefoon, en dat zetten ze op internet. Vinden ze leuk daar in Japan. Als je de kranten mag geloven is het een land van psychopaten.

In werkelijkheid valt het natuurlijk allemaal hard mee. Ik kon er veilig over straat, en er kwam nooit iemand achter me aan met een plantenspuit vol zoutzuur of een hakmes. Het was er eigenlijk verbazingwekkend gewoontjes – soms was ik bijna teleurgesteld als ik weer zo'n hele gewone Japanner tegenkwam die over voetbal praatte in plaats van over poepsex. En ik woonde dus naast een vriendelijke basisschoolleraar, en ook hij was heel normaal. Hij heette Akashi. 's Ochtends kwam ik hem altijd tegen bij de voordeur, dan groette hij me, en ik groette hem heel vriendelijk terug, in het vloeiend Japans, want dat sprak ik in die dagen. Soms maakten we een praatje. Hij vertelde me altijd over zijn moedertje, van wie hij zielsveel hield. Ze woonde in een dorp buiten de stad, en hij zag haar niet zo vaak. Ik heb haar een paar keer ontmoet, het was een lief oud vrouwtje met een grijs knotje in het haar en slechts twee tanden in de mond. Ze nam altijd iets voor me mee, een porceleinen popje ofzo. Ik heb er nog steeds eentje op de schoorsteenmantel staan.

Akashi was een enorme fan van de muziek van Ruyichi Sakamoto – dat hoefde hij me niet te vertellen, want dat kon ik met eigen oren horen, door de dunne gipswandjes heen. Hoe vaak ik dat jaar Forbidden Colours gehoord heb kan ik onmogelijk inschatten. Ook nu nog moet ik, als ik dat nummer hoor, altijd denken aan die wonderbaarlijke tijd daar in het verre Japan. Jullie kunnen je misschien wel voorstellen hoe blij ik was toen ik mijn oude vriend vorige week in de krant zag staan. Ach, die bovenstebeste Akashi. Zou hij me nog kennen?

http://www.telegraaf.nl/buitenland/7662685/__Lugubere_rekensom__.html?p=39,2

maandag 20 september 2010

Spook


Het was een zaterdagmiddag in februari en het vroor dat het kraakte. De tocht was lang en koud. Snel fietsen was onmogelijk – op de autoweg was een tijdje terug gestrooid, maar het fietspad was spekglad. In het midden was een smal spoor waar je, als je behoedzaam was, kon fietsen, vandaar dat we in een lang lint achter elkaar aan sukkelden. Iedereen was zo gespannen bezig met overeind blijven dat er weinig gesproken werd. Er hing een doodse stilte in de polder, slechts doorbroken door het geknars van de banden en het gekras van een schorre kraai die met ons meevloog.

'Daar ligt Abbenes!' riep plots onze doelman, die vooraan fietste. Iedereen keek op; verschillende mensen begonnen te slingeren, een ongelukkige maakte een lelijke smak op de grond. Piepend en krakend kwam het elftal tot stilstand. De jongen die gevallen was werd overeind geholpen, de rest tuurde nieuwsgierig in de verte, waar het verre dorp lag waar we die dag moesten spelen. Een kleine kerktoren zagen we, omgeven door enkele schamele huizen. Er hingen onheilspellende flarden mist om het plaatsje heen; verder was er geen enkele beweging te zien. Alsof de duivel er mee speelde begon de kerkklok plots te luiden. 'Het is al vier uur, we moeten opschieten!' riep iemand, en iedereen beklom haastig zijn fiets. Buiten adem kwamen we aan.

De voetbalvereniging lag er verlaten bij. Terwijl wij onze fietsen nog op slot zetten was onze aanvoerder al terug van een korte inspectieronde. 'Er is geen mens in de kantine. Heel vreemd.' We haalden onze schouders op – we speelden al jaren in de achtste klasse onderbond en hadden al heel wat bizarre uitwedstrijden achter de kiezen. Toen we omgekleed en wel door de lange, verlaten gangen van het complex sloften werd het ons echter angstig te moede. Het gestamp van onze voetbalschoenen weerkaatste zo akelig tegen de kale muren, en het leek wel of er zelfs binnen in het gebouw een lichte mist hing. En waar was iedereen toch?

Met enige opluchting zagen we buiten op het gras elf gestalten staan – dat moesten de tegenstanders zijn! Onze spits rende als eerste uitgelaten het veld op, de bal aan de voet.
Maar terwijl hij aanstalten maakte om een daverend welkomstschot te lossen, slaakte hij een ijzingwekkende kreet en stortte ter aarde. Ongerust snelden we naar hem toe – hij zou toch niet weer zijn knie verdraaid hebben?

Hij was lijkbleek en staarde met nietsziende ogen in de verte. Terwijl we hem overeind hielpen mompelde hij met zwakke stem woorden die we nooit meer zouden vergeten: 'De spelers die aan dit duel deelnemen zijn niet echt. Er is helemaal geen voetbalclub in Abbenes!'

We keken op. Het veld was leeg. De elf gestalten die we even daarvoor nog hadden zien staan waren spoorloos verdwenen. Er hingen alleen nog wat mistflarden. Boehoehoehoehoehoe! Eng hoor.

http://www.ad.nl/ad/nl/1017/Buitenlands-voetbal/article/detail/513618/2010/09/20/Drie-jaar-schorsing-Togolese-organisator-spookinterland.dhtml

maandag 13 september 2010

Tevreden

Er stond een straffe wind in het steegje en het was aardedonker. In de verte klonk het geluid van voorbijrazende auto’s en een verwaaide politiesirene. Burt Biggelmans zette zijn blikje bier gauw achter een muurtje. "Je kunt het nooit weten met die cops, weetjewel!" Zijn boezemvriend Jason Janker knikte begrijpend, en nam gauw een laatste slok van zijn eigen blikje alvorens het samen te knijpen en met een grote boog over de schutting te gooien. "Man, ik stond hier laatst lekker te lurken, toen kwamen er ineens twee cops uit het niets opdoemen. Ze vingen me roodhandig!" Burt knikte begrijpend en liet zijn kenmerkende bulderende lach klinken. De vrienden staarden in het donker, maar deze keer kwamen er geen cops uit het niets opdoemen.

Er klonk ineens wel een zacht, maar duidelijk hoorbaar gejammer uit de steeg. Burt stootte zijn maat aan. "Ben ik nu volledig opgeneukt, of hoor ik daar iets?" De vrienden waren even stil. Daar klonk het weer, iets luider nu. "Man, dit geeft mij de koude bibbers! Ik kan niet eens horen of het een menselijk geluid is!" Jasons rilde; zijn mollige handen verdwenen nog dieper in de zakken van zijn reusachtige afgezakte broek. Hij zou het liefste zo snel mogelijk naar binnen gaan, terug het warme jeugdhonk in, waar ze even daarvoor uit waren ontsnapt omdat ze er geen alcohol verkochten. Live muziek was er geweest, en veel mensen.

Burt was dapperder aangelegd. Zijn vader zat in het leger en Burt was groot geworden met heldhaftige verhalen over het verdedigen van de vrijheid en dat soort zaken. "Ik zeg je, er zit iemand in die steeg. Er zit daar een moederneuker naar ons te jammeren, man! Kom op, we gaan het uitchecken." Voordat Jason iets kon zeggen verdween Burt in de duisternis. Jason hoorde zijn voetstappen wegsterven, maar kon het niet opbrengen er achteraan te gaan. Hij stond als aan de grond genageld. Het jeugdhonk was slechts honderd meter verderop, maar de weg ernaartoe was net zo donker als het pad waarover zijn maat was weggelopen. Slechts op de plek waar Jason op dat moment stond viel een zwak lichtschijnsel, dat verspreid werd door de gevelreclame van een winkel, die op dit tijdstip natuurlijk gesloten was.

Noch de voetstappen, noch het gejammer waren inmiddels nog te horen. Op het geluid van de in de verte voorbij razende auto's na was het doodstil. Jasons angst werd vervangen door een akeliger gevoel: paniek. Het voelde ineens of er een ijsklomp in zijn maag zat, en hij voelde zich draaierig worden. Met moeite zette hij zijn dikke lichaam neer op de stoeprand. Hij merkte nu ook dat hij dringend naar de WC moest, maar hij was te bang om op te staan. De stilte was overweldigend. Met bibberende handen voelde Jason in zijn jaszak of hij zijn telefoon toevallig bij zich had, maar die lag nog in de auto. Zat hij zelf maar veilig in zijn auto...

Hoorde hij daar iets? Hij probeerde te luisteren, maar het zachte gejammer dat hij meende waar te nemen werd overstemd door zijn hartslag, die donderend hard in zijn oren bonkte. Waar bleef Burt? Inmiddels was hij al zeker een moederneukend kwartier weg, als het niet langer was.

Jason wist niet meer wat hij moest doen. Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Ineens moest hij denken aan zijn lagere schooltijd. Als hij het daar allemaal niet meer wist, als hij al zijn opdrachten had verprutst, als iedereen hem pestte omdat hij te dik was of omdat hij in een caravan woonde, dan kwam juffie altijd naar hem toe: "Over het algemeen ben jij tevreden met jezelf, Jason. Je wordt helemaal niet gepest, je verprutst je opdrachten helemaal niet. Zeg het maar eens een paar keer tegen jezelf, je zult zien dat je je beter voelt! Over het algemeen ben jij tevreden met jezelf."

Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf, over het algemeen ben ik tevreden met mezelf...

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2616224.ece/Zelfbeeld_jeugd_VS_onmeetbaar_hoog

woensdag 8 september 2010

Acrobatenleed

Wie de naam Mestopov hoort, denkt aan acrobatie. Sinds het einde van de 19e eeuw staat deze familie bekend om de onvergetelijke acrobaten die ze voortbracht. Stamvader Pjotr voerde ooit nog eens een vogelnestje uit onder het toeziend oog van de laatste tsaar. Tijdens de tweede wereldoorlog vijzelden de tweelingzusters Karina en Tatjana het moreel van het rode leger op met hun halsbrekende toeren op de trapeze. En in de jaren 70 stal de bejaarde Boris Mestopov de harten van miljoenen Amerikanen, toen hij een serie onmogelijke salto's uitvoerde in het televisieprogramma Saturday Night Live. Een deel van de familie was gevlucht naar het Vrije Westen, een deel zat nog achter het IJzeren Gordijn - een situatie waarin de tragiek van de Koude Oorlog besloten lag, in een zin met bijzonder veel hoofdletters.

De invloed van het Mestopov-imperium op de hedendaagse acrobatie is moeilijk te overschatten. En niet alleen in de acrobatie - de familie is zo talrijk en getalenteerd dat de leden de afgelopen jaren hun vleugels hebben uitgeslagen naar de meest uiteenlopende terreinen: schoonspringen (Olympische medaille in Barcelona), filmstunts, ballet - het is te veel om op te noemen.

Het circus blijft echter het gedroomde podium voor een rechtgeaarde Mestopov. Hier wordt ieder familielid gekneed en opgeleid tot een acrobaat van wereldallure. Onderaan beginnen en keihard werken, dat is het credo voor een veelbelovende beginner. Schoonmaken, achter de kassa zitten, de acts doen die verder niemand wil doen. Ja, nu is het vervelend voor haar, maar ooit zal ook het jongste talentje Katinka Mestopov over het publiek zwieren en applaus oogsten!

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/1021753/2010/09/08/Australie-verbiedt-bizarre-circusact.dhtml

zondag 5 september 2010

Het gelijk van Piet Krielemans

Ontdekkingsreizigers hebben iets magisch. Wie droomt niet weg bij namen als Columbus of Henry Morton Stanley, om er maar eens een paar te noemen? Wat een leven hadden deze kerels: ze trokken erop uit, ontdekten verre landen en vreemde volkeren en kwamen met roem en rijkdom beladen terug.

Uiteraard was de werkelijkheid heel wat minder mooi. De bekende ontdekkingsreizigers vormen een piepklein topje van de eindeloze ijsberg van treurige mislukkelingen. De ontdekkingsreizigers die niet terugkeerden van hun reis en in daardoor de vergetelheid belandden vormen een grote, tragische categorie: met man en muis vergaan op volle zee, geveld door een ziekte, opgegeten door een engerd met een bot in zijn neus, van de trap gevallen, niet goed uitgekeken bij het oversteken.

Nog droeviger is het lot van de reizigers die wel terugkeerden, maar ontvangen werden met schimpscheuten en hoongelach als ze over hun ontdekkingen vertelden. In deze categorie valt de zeventiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Piet Krielemans, wiens dagboeken enkele jaren geleden opdoken in de archieven van een Alkmaarse kerk.

Krielemans, afkomstig uit het West-Friese plaatsje Koedijk, trok er ergens in de beginjaren van de Gouden Eeuw op uit om de Zuid-Amerikaanse kusten te ontdekken in opdracht van de West Indische Compagnie. Na een afschuwelijke reis, waarin hij meer dan de helft van zijn bemanning verloor aan scheurbuik en andere ellende, wist hij Kaap Hoorn te ronden en bracht een aanzienlijk deel van de kust van het huidige Peru in kaart. Krielemans ontpopte zich tot een vlijtig schrijver: naarmate de reis vorderde werden zijn verslagen steeds lijviger en levendiger. Het lijkt ook alsof hij zijn fantasie steeds meer de vrije loop laat – een verwijt dat hem na thuiskomst ook door zijn tijdgenoten werd gemaakt.

Hoogtepunt van de dagboeken zijn de uitgebreide beschrijvingen van een volk dat communiceert door middel van scheten op verschillende toonhoogtes. Krielemans verbleef, naar eigen zeggen, enkele maanden bij deze mensen, en leerde ook hun taal – dat wil zeggen, hij slaagde erin om met zijn mond de scheetgeluiden na te bootsen. Om daadwerkelijk scheten op verschillende toonhoogtes te laten, zo schreef Krielemans, is waarschijnlijk jarenlange oefening noodzakelijk.

Hoewel hij en de overgebleven bemanning een paradijselijke tijd hadden op de stranden van Peru, vooral met een veelvuldig beschreven dame met een onuitspreekbaar obscene naam, zag Krielemans zich na verloop van tijd toch gedwongen terug te keren naar zijn vaderland. De dame in kwestie ging mee, maar stierf tijdens de reis – een gebeurtenis die onze held begrijpelijkerwijs erg aangreep.

Na terugkomst werd Krielemans keihard weggelachen. Op de jaarmarkt van Koedijk gaf hij in de zomer van 1622 een lezing over de bijzondere indianentaal, maar na enkele voorbeeldzinnen werd hij door een woedende menigte van het podium gedreven, en als de goede veldwachter Flipsen er niet aan te pas was gekomen, had de ongelukkige ontdekkingsreiziger het incident waarschijnlijk niet overleefd. Hij schreef vervolgens een boek over de door hem ontdekte taal, maar dat werd nooit gepubliceerd. Krielemans stierf berooid in een uitspanning in West-Grafdijk, in de armen van een harige prostituee.

Ook de hedendaagse wetenschap beschouwt Krielemans meer als een curiositeit dan een ontdekkingsreiziger van enige betekenis. Gelukkig dook er vandaag eindelijk iets op dat hopelijk het begin is voor de rehabilitatie van de beste man. Zegt het voort!

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2614342.ece/Onbekende_Indianentaal_duikt_op_achterop_oud_briefje