woensdag 7 maart 2012

Kerk


De pastoor stak zijn handen in de lucht en keek vaderlijk de kerk rond. 'Laat ons bidden, broeders en zusters,' sprak hij. Archimedes spiedde om zich heen. Overal zag hij gelovigen knielen, de ogen dichtdoen en het hoofd buigen om in opperste concentratie mee te dreutelen met de pastoor. Het wekelijkse onverstaanbare vraag en antwoord-onderdeel van de kerkdienst was begonnen. Dit was het moment waarop Archimedes had gewacht.

Een ogenblik keek hij nog besluiteloos naar het beduimelde boekje dat hij in zijn handen had. Een gestencild velletje was het eigenlijk, met op de voorkant een door de koster getekende vredesduif. Veel tekentalent had de koster niet. Het was een bespottelijke vogel, met een dun lichaampje en een hele dikke kop. In zijn snavel had hij een stokje, dat waarschijnlijk voor een palmtak door moest gaan. De duif leek Archimedes minachtend aan te kijken.

'Wie heeft er uberhaupt nog een stencilapparaat? Je koopt tegenwoordig voor een paar tientjes een kleurenprinter. Dit is toch te achterlijk voor woorden!' dacht Archimedes bij zichzelf, maar toen hij zijn buurman hoorde kuchen realiseerde hij zich dat hij hardop had gedacht. Nu kon hij niet meer terug. Hij haalde diep adem, stond op en liep naar het gangpad, waarbij hij een paar verschrikte gelovigen ruw aan de kant duwde. 'Pardon, pardon,' mompelde hij, want ondanks alles was hij toch netjes opgevoed.

Toen hij in het gangpad stond haalde hij de voetbal vanonder zijn jas tevoorschijn. De pastoor was inmiddels opgehouden met dreutelen. Hij staarde Archimedes verbijsterd aan vanaf het altaar. Het was doodstil in de kerk. Archimedes kon zichzelf luidruchtig horen ademhalen.

'Ik wil niet meer!' sprak hij, en zijn stem trilde ineens. Hij stuiterde de bal een paar keer op de stenen kerkvloer, want zo had hij het van tevoren nou eenmaal bedacht. Plok, plok. De echo galmde door de gewelven. De kaarsjes bij het Mariabeeld wapperden in de wind.

'Ik ben Archimedes en ik ben een voetballer!' wist Archimedes nog uit te brengen. Toen begon hij hartverscheurend te huilen. Te huilen, te huilen, te huilen.

Waarom gaan dit soort dingen toch nooit zoals je ze voor je ziet?