maandag 1 november 2010

Storm op zee


De golven waren inmiddels zo hoog als een huis. In de voorgaande uren werd het schip al in een stevig tempo door elkaar geschud, wat erg genoeg was, zeker voor de mensen die aan zeeziekte leden en met lijkbleke gezichten over de reling stonden over te geven. Maar nu de storm echt was opgestoken vloog het schip eerst secondenlang recht omhoog om vervolgens een angstwekkend lange vrije val te maken. Hoogst ongemakkelijk, en ook behoorlijk angstaanjagend.

Vanaf de gang hoorde ik geschreeuw en gebonk, en toen ik de deur opendeed, waarbij ik mezelf stevig moest vasthouden aan speciaal voor dat doel opgehangen handgrepen, zag ik enkele ongelukkigen al krijsend en kotsend door de gang rollen. Een kale man, wiens overhemd zo ver was opgekropen dat zijn dikke buik in volle glorie te zien was, rolde net langs op het moment dat ik de deur opendeed. Hij probeerde zich wanhopig vast te klampen aan de deurpost, waarop ik snel de deur dichtsmeet, mezelf gelukkig prijzend met mijn sterke maag.

Het natuurgeweld ging me overigens niet helemaal in de koude kleren zitten. Terwijl ik me een weg terug naar de tafel probeerde te banen, vloog het schip zo hard naar beneden dat ik mezelf niet langer kon vasthouden en een pijnlijke val maakte tegen de klerenkast. Met veel moeite lukte het uiteindelijk toch om de tafel te bereiken, en met een zucht van verlichting ging ik op mijn stoel zitten. Alle meubels waren klaarblijkelijk vastgeschroefd aan de vloer, anders had het nog wel eens slecht met me kunnen aflopen.

Het schip maakte rare geluiden, viel me ineens op. Een ijzingwekkend gepiep en gekraak bij elke golf. Bij een schipbreuk dacht ik altijd aan onbekende wateren, ver van huis. Vergingen er eigenlijk wel eens schepen in het Kanaal? Een lullige plek voor een schipbreuk, leek me, maar naarmate de golven hoger en het gepiep en gekraak harder werden sloeg de schrik me om het hart.

De zeezieke mensen waren inmiddels bij de reling verdwenen, zag ik door het raampje van mijn hut. Waar zouden ze gebleven zijn? Ik drukte mijn neus tegen het ronde glas, maar er waren enkel golven te zien. Of zag ik daar iemand in zee dobberen? Dat moest verbeelding zijn. Overigens, en met deze gedachte klaarde mijn humeur al weer wat op, als je even doorzwemt ben je zo weer aan land.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2698/Sport/article/detail/1043940/2010/11/01/Er-zwemmen-te-veel-mensen-het-Kanaal-over-vindt-de-scheepvaart.dhtml