zondag 5 september 2010

Het gelijk van Piet Krielemans

Ontdekkingsreizigers hebben iets magisch. Wie droomt niet weg bij namen als Columbus of Henry Morton Stanley, om er maar eens een paar te noemen? Wat een leven hadden deze kerels: ze trokken erop uit, ontdekten verre landen en vreemde volkeren en kwamen met roem en rijkdom beladen terug.

Uiteraard was de werkelijkheid heel wat minder mooi. De bekende ontdekkingsreizigers vormen een piepklein topje van de eindeloze ijsberg van treurige mislukkelingen. De ontdekkingsreizigers die niet terugkeerden van hun reis en in daardoor de vergetelheid belandden vormen een grote, tragische categorie: met man en muis vergaan op volle zee, geveld door een ziekte, opgegeten door een engerd met een bot in zijn neus, van de trap gevallen, niet goed uitgekeken bij het oversteken.

Nog droeviger is het lot van de reizigers die wel terugkeerden, maar ontvangen werden met schimpscheuten en hoongelach als ze over hun ontdekkingen vertelden. In deze categorie valt de zeventiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Piet Krielemans, wiens dagboeken enkele jaren geleden opdoken in de archieven van een Alkmaarse kerk.

Krielemans, afkomstig uit het West-Friese plaatsje Koedijk, trok er ergens in de beginjaren van de Gouden Eeuw op uit om de Zuid-Amerikaanse kusten te ontdekken in opdracht van de West Indische Compagnie. Na een afschuwelijke reis, waarin hij meer dan de helft van zijn bemanning verloor aan scheurbuik en andere ellende, wist hij Kaap Hoorn te ronden en bracht een aanzienlijk deel van de kust van het huidige Peru in kaart. Krielemans ontpopte zich tot een vlijtig schrijver: naarmate de reis vorderde werden zijn verslagen steeds lijviger en levendiger. Het lijkt ook alsof hij zijn fantasie steeds meer de vrije loop laat – een verwijt dat hem na thuiskomst ook door zijn tijdgenoten werd gemaakt.

Hoogtepunt van de dagboeken zijn de uitgebreide beschrijvingen van een volk dat communiceert door middel van scheten op verschillende toonhoogtes. Krielemans verbleef, naar eigen zeggen, enkele maanden bij deze mensen, en leerde ook hun taal – dat wil zeggen, hij slaagde erin om met zijn mond de scheetgeluiden na te bootsen. Om daadwerkelijk scheten op verschillende toonhoogtes te laten, zo schreef Krielemans, is waarschijnlijk jarenlange oefening noodzakelijk.

Hoewel hij en de overgebleven bemanning een paradijselijke tijd hadden op de stranden van Peru, vooral met een veelvuldig beschreven dame met een onuitspreekbaar obscene naam, zag Krielemans zich na verloop van tijd toch gedwongen terug te keren naar zijn vaderland. De dame in kwestie ging mee, maar stierf tijdens de reis – een gebeurtenis die onze held begrijpelijkerwijs erg aangreep.

Na terugkomst werd Krielemans keihard weggelachen. Op de jaarmarkt van Koedijk gaf hij in de zomer van 1622 een lezing over de bijzondere indianentaal, maar na enkele voorbeeldzinnen werd hij door een woedende menigte van het podium gedreven, en als de goede veldwachter Flipsen er niet aan te pas was gekomen, had de ongelukkige ontdekkingsreiziger het incident waarschijnlijk niet overleefd. Hij schreef vervolgens een boek over de door hem ontdekte taal, maar dat werd nooit gepubliceerd. Krielemans stierf berooid in een uitspanning in West-Grafdijk, in de armen van een harige prostituee.

Ook de hedendaagse wetenschap beschouwt Krielemans meer als een curiositeit dan een ontdekkingsreiziger van enige betekenis. Gelukkig dook er vandaag eindelijk iets op dat hopelijk het begin is voor de rehabilitatie van de beste man. Zegt het voort!

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2614342.ece/Onbekende_Indianentaal_duikt_op_achterop_oud_briefje