maandag 20 september 2010

Spook


Het was een zaterdagmiddag in februari en het vroor dat het kraakte. De tocht was lang en koud. Snel fietsen was onmogelijk – op de autoweg was een tijdje terug gestrooid, maar het fietspad was spekglad. In het midden was een smal spoor waar je, als je behoedzaam was, kon fietsen, vandaar dat we in een lang lint achter elkaar aan sukkelden. Iedereen was zo gespannen bezig met overeind blijven dat er weinig gesproken werd. Er hing een doodse stilte in de polder, slechts doorbroken door het geknars van de banden en het gekras van een schorre kraai die met ons meevloog.

'Daar ligt Abbenes!' riep plots onze doelman, die vooraan fietste. Iedereen keek op; verschillende mensen begonnen te slingeren, een ongelukkige maakte een lelijke smak op de grond. Piepend en krakend kwam het elftal tot stilstand. De jongen die gevallen was werd overeind geholpen, de rest tuurde nieuwsgierig in de verte, waar het verre dorp lag waar we die dag moesten spelen. Een kleine kerktoren zagen we, omgeven door enkele schamele huizen. Er hingen onheilspellende flarden mist om het plaatsje heen; verder was er geen enkele beweging te zien. Alsof de duivel er mee speelde begon de kerkklok plots te luiden. 'Het is al vier uur, we moeten opschieten!' riep iemand, en iedereen beklom haastig zijn fiets. Buiten adem kwamen we aan.

De voetbalvereniging lag er verlaten bij. Terwijl wij onze fietsen nog op slot zetten was onze aanvoerder al terug van een korte inspectieronde. 'Er is geen mens in de kantine. Heel vreemd.' We haalden onze schouders op – we speelden al jaren in de achtste klasse onderbond en hadden al heel wat bizarre uitwedstrijden achter de kiezen. Toen we omgekleed en wel door de lange, verlaten gangen van het complex sloften werd het ons echter angstig te moede. Het gestamp van onze voetbalschoenen weerkaatste zo akelig tegen de kale muren, en het leek wel of er zelfs binnen in het gebouw een lichte mist hing. En waar was iedereen toch?

Met enige opluchting zagen we buiten op het gras elf gestalten staan – dat moesten de tegenstanders zijn! Onze spits rende als eerste uitgelaten het veld op, de bal aan de voet.
Maar terwijl hij aanstalten maakte om een daverend welkomstschot te lossen, slaakte hij een ijzingwekkende kreet en stortte ter aarde. Ongerust snelden we naar hem toe – hij zou toch niet weer zijn knie verdraaid hebben?

Hij was lijkbleek en staarde met nietsziende ogen in de verte. Terwijl we hem overeind hielpen mompelde hij met zwakke stem woorden die we nooit meer zouden vergeten: 'De spelers die aan dit duel deelnemen zijn niet echt. Er is helemaal geen voetbalclub in Abbenes!'

We keken op. Het veld was leeg. De elf gestalten die we even daarvoor nog hadden zien staan waren spoorloos verdwenen. Er hingen alleen nog wat mistflarden. Boehoehoehoehoehoe! Eng hoor.

http://www.ad.nl/ad/nl/1017/Buitenlands-voetbal/article/detail/513618/2010/09/20/Drie-jaar-schorsing-Togolese-organisator-spookinterland.dhtml